1 - 50
1. Voor de mensen is de afrekening dichterbij gekomen en
toch wenden zij zich in achteloosheid af.
2. Er komt geen nieuwe Vermaning tot hen van hun
Heer of zij luisteren er naar terwijl zij er mee spelen.
3. En hun hart is achteloos. En de onrechtvaardigen
plegen overleg in het geheim zeggende: "Is deze (Mohammed) niet slechts
een mens als gij? Wilt gij dan de tovenarij met open ogen tegemoet gaan?"
4. Zeg: "Mijn Heer, weet wat in de hemel en op
aarde wordt gezegd; Hij is de Alhorende, de Alwetende."
5. "Neen," zeggen zij, "verwarde
dromen; neen, hij heeft het verzonnen; neen, hij is een dichter. Laat hem ons
een teken brengen zoals de vroegere (profeten) dit hebben gebracht."
6. Vóór hen (bewoners van Mekka) heeft nooit een
stad geloofd die Wij vernietigden; zullen deze dan wel geloven?
7. En vóór u zonden Wij slechts mannen aan wie Wij
een openbaring hadden gezonden - Vraagt degenen, die de Vermaning bezitten,
indien gij het niet weet. -
8. En Wij maakten hun lichaam niet zodanig dat zij
geen voedsel behoefden te gebruiken, evenmin dat zij voor eeuwen konden blijven
leven.
9. Aldus vervulden Wij aan hen Onze belofte, en Wij
redden hen en degenen die Wij wilden; doch Wij verdelgden de buitensporigen.
10. Wij hebben u een Boek (de Koran) nedergezonden
waardoor gij tot aanzien kunt komen, wilt gij dan met begrijpen?
11. Hoe menige stad vol van ongerechtigheid hebben
Wij vernietigd en na haar hebben Wij een ander volk verwekt!
12. En toen zij Onze straf bemerkten, ziet, toen
sloegen zij er voor op de vlucht.
13. "Vlucht niet en keert terug tot de
genoegens die u waren veroorloofd en tot uw woningen opdat gij ondervraagd zult
worden."
14. Zij antwoordden: "Wee ons, voorzeker, wij
waren onrechtvaardig."
15. En hun geroep hield niet op totdat Wij hen
nedermaaiden en uitblusten.
16. Wij schiepen de hemel en de aarde en al hetgeen
er tussen is, niet tot vermaak.
17. Indien Wij een spel hadden willen doen, dan
zouden Wij met Onszelf hebben gespeeld, maar dit doen Wij niet.
18. Neen, Wij stellen de waarheid tegenover de
valsheid zodat de eerste de laatste het hoofd breekt en ziet, zij vergaat. En
wee u, wegens hetgeen gij beweert.
19. Hem behoort wat in de hemelen en op aarde is, en
degenen die zich in Zijn tegenwoordigheid bevinden, zijn niet te trots om Hem
te aanbidden, noch worden zij dit moede;
20. Zij verheerlijken Hem dag en nacht, en zij
verslappen hierin nimmer.
21. Hebben zij (de afgodendienaars) goden genomen
van de aarde die de doden kunnen opwekken?
22. Indien er naast Allah andere Goden waren in (de
hemel en op aarde) zouden dezen voorzeker tot chaos zijn vervallen. Verheven is
Allah, de Heer van de Troon, boven hetgeen zij zeggen.
23. Hij kan niet worden ondertraagd betreffende
hetgeen Hij doet, doch zij zullen worden ondervraagd.
24. Hebben zij Goden buiten Hem genomen? Zeg:
"Komt met uw bewijzen." Hier is de verkondiging dergenen die vóór mij
waren. Doch de meesten hunner kennen de waarheid niet en zij zijn er afkerig
van.
25. En Wij zonden geen boodschapper vóór u zonder
hem te openbaren: "Voorzeker er is geen God buiten Mij, aanbidt derhalve
Mij alleen."
26. En zij zeggen: "De Barmhartige heeft Zich
een zoon genomen." Heilig is Hij. Neen, zij zijn slechts geëerde dienaren.
27. Zij spreken niet eer Hij het beveelt, en zij
handelen volgens Zijn gebod.
28. Hij weet wat vóór hen is, en wat achter hen is,
zij zijn voor niemand voorspraak behalve voor degene die Hem behaagt en zij
sidderen uit eerbied voor Hem.
29. En wie hunner zou zeggen: "Ik ben een God
naast Hem," die zouden Wij met de hel vergelden. Aldus vergelden Wij de
onrechtvaardigen.
30. Hebben de ongelovigen niet ingezien dat de hemel
en de aarde gesloten waren en dat Wij ze dan hebben geopend? En al hetgeen
leeft, hebben Wij uit water gemaakt. Willen zij dan toch niet geloven?
31. En Wij hebben op aarde onwrikbare bergen
geplaatst, opdat zij niet met hen (de mensen) zouden beven; en Wij hebben er
wijde wegen gemaakt, opdat zij de juiste richting zouden volgen.
32. En Wij hebben de hemel gemaakt tot een
welbeschermd dak; niettemin wenden zij zich af van deze tekenen.
33. En Hij is het, Die de nacht en de dag schiep.
Ook de zon en de maan, elk hunner beweegt zich langs een (vaste) baan.
34. Wij hebben aan niemand vóór u een eeuwig leven
geschonken. Indien gij sterft, zouden zij hier dan voor eeuwig kunnen blijven?
35. Iedere ziel zal de dood ondergaan en Wij
beproeven u met kwaad en goed en tot Ons zult gij terugkeren.
36. Wanneer de ongelovigen u zien, spotten zij
slechts met u, zij zeggen: "Is dit degene die kwaad spreekt van uw
Goden?" terwijl zij het zijn die de verkondiging van de Barmhartige
verwerpen.
37. De mens is met een haastige natuur geschapen. Ik
zal u Mijn tekenen tonen, doch vraagt Mij niet ze te verhaasten.
38. En zij zeggen: "Wanneer zal deze belofte
worden vervuld, indien gij waarachtig zijt?"
39. O, wisten de ongelovigen maar de tijd wanneer
zij niet bij machte zullen zijn het Vuur van hun gezicht of van hun rug te
weren en niet zullen worden geholpen!
40. Neen, onverwachts zal het hen achterhalen en het
zal hen verbijsteren; en zij zullen niet bij machte zijn het te voorkomen, noch
zal hun uitstel worden gegeven.
41. Voorzeker werden de boodschappers vóór u ook
bespot, maar degenen die hen bespotten, werden door het bespotte getroffen.
42. Zeg: "Wie beschermt u dag en nacht behalve
de Barmhartige?" Neen, zij wenden zich af van de gedachtenis aan hun Heer.
43. Hebben zij goden die hen kunnen beschermen tegen
Ons? Zij kunnen zichzelf niet helpen, noch worden zij door Ons bijgestaan.
44. Neen, Wij hebben deze (mensen) en hun vaderen
een voorziening gegeven totdat het leven hun verlengd werd. Zien zij met dat Wij
het land (der ongelovigen) bezoeken, het van de buitenzijde af besnoeiend?
Zullen zij dan de overhand hebben?
45. Zeg: "Ik waarschuw u slechts door
Openbaring." Doch de doven horen de roep niet wanneer zij worden
gewaarschuwd.
46. En indien een ademtocht der kastijding van uw
Heer hen raakt, zullen zij ongetwijfeld zeggen: "Wee ons, wij waren
inderdaad onrechtvaardigen."
47. En Wij zullen weegschalen der gerechtigheid
instellen op de Dag der Opstanding, zodat geen enkele ziel in enig opzicht
onrecht zal worden aangedaan. En al was het slechts het gewicht van een
mosterdzaadje, Wij zullen het naar voren brengen en Wij zijn voldoende als
Rekenaar.
48. En Wij schonken Mozes en Aäron het Onderscheid,
tot een licht en een gedachtenis voor de godvrezenden.
49. Die hun Heer in het verborgene vrezen en het Uur
duchten.
50. En dit (de Koran) is een gezegende verkondiging
die Wij hebben nedergezonden: zult gij deze dan ontkennen?
|