Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library

Koran

IntraText CT - Text

  • 21. De Profeten (Al-Anmbi'jaa)
    • 1 - 50
Previous - Next

Click here to hide the links to concordance

1 - 50

1. Voor de mensen is de afrekening dichterbij gekomen en toch wenden zij zich in achteloosheid af.

2. Er komt geen nieuwe Vermaning tot hen van hun Heer of zij luisteren er naar terwijl zij er mee spelen.

3. En hun hart is achteloos. En de onrechtvaardigen plegen overleg in het geheim zeggende: "Is deze (Mohammed) niet slechts een mens als gij? Wilt gij dan de tovenarij met open ogen tegemoet gaan?"

4. Zeg: "Mijn Heer, weet wat in de hemel en op aarde wordt gezegd; Hij is de Alhorende, de Alwetende."

5. "Neen," zeggen zij, "verwarde dromen; neen, hij heeft het verzonnen; neen, hij is een dichter. Laat hem ons een teken brengen zoals de vroegere (profeten) dit hebben gebracht."

6. Vóór hen (bewoners van Mekka) heeft nooit een stad geloofd die Wij vernietigden; zullen deze dan wel geloven?

7. En vóór u zonden Wij slechts mannen aan wie Wij een openbaring hadden gezonden - Vraagt degenen, die de Vermaning bezitten, indien gij het niet weet. -

8. En Wij maakten hun lichaam niet zodanig dat zij geen voedsel behoefden te gebruiken, evenmin dat zij voor eeuwen konden blijven leven.

9. Aldus vervulden Wij aan hen Onze belofte, en Wij redden hen en degenen die Wij wilden; doch Wij verdelgden de buitensporigen.

10. Wij hebben u een Boek (de Koran) nedergezonden waardoor gij tot aanzien kunt komen, wilt gij dan met begrijpen?

11. Hoe menige stad vol van ongerechtigheid hebben Wij vernietigd en na haar hebben Wij een ander volk verwekt!

12. En toen zij Onze straf bemerkten, ziet, toen sloegen zij er voor op de vlucht.

13. "Vlucht niet en keert terug tot de genoegens die u waren veroorloofd en tot uw woningen opdat gij ondervraagd zult worden."

14. Zij antwoordden: "Wee ons, voorzeker, wij waren onrechtvaardig."

15. En hun geroep hield niet op totdat Wij hen nedermaaiden en uitblusten.

16. Wij schiepen de hemel en de aarde en al hetgeen er tussen is, niet tot vermaak.

17. Indien Wij een spel hadden willen doen, dan zouden Wij met Onszelf hebben gespeeld, maar dit doen Wij niet.

18. Neen, Wij stellen de waarheid tegenover de valsheid zodat de eerste de laatste het hoofd breekt en ziet, zij vergaat. En wee u, wegens hetgeen gij beweert.

19. Hem behoort wat in de hemelen en op aarde is, en degenen die zich in Zijn tegenwoordigheid bevinden, zijn niet te trots om Hem te aanbidden, noch worden zij dit moede;

20. Zij verheerlijken Hem dag en nacht, en zij verslappen hierin nimmer.

21. Hebben zij (de afgodendienaars) goden genomen van de aarde die de doden kunnen opwekken?

22. Indien er naast Allah andere Goden waren in (de hemel en op aarde) zouden dezen voorzeker tot chaos zijn vervallen. Verheven is Allah, de Heer van de Troon, boven hetgeen zij zeggen.

23. Hij kan niet worden ondertraagd betreffende hetgeen Hij doet, doch zij zullen worden ondervraagd.

24. Hebben zij Goden buiten Hem genomen? Zeg: "Komt met uw bewijzen." Hier is de verkondiging dergenen die vóór mij waren. Doch de meesten hunner kennen de waarheid niet en zij zijn er afkerig van.

25. En Wij zonden geen boodschapper vóór u zonder hem te openbaren: "Voorzeker er is geen God buiten Mij, aanbidt derhalve Mij alleen."

26. En zij zeggen: "De Barmhartige heeft Zich een zoon genomen." Heilig is Hij. Neen, zij zijn slechts geëerde dienaren.

27. Zij spreken niet eer Hij het beveelt, en zij handelen volgens Zijn gebod.

28. Hij weet wat vóór hen is, en wat achter hen is, zij zijn voor niemand voorspraak behalve voor degene die Hem behaagt en zij sidderen uit eerbied voor Hem.

29. En wie hunner zou zeggen: "Ik ben een God naast Hem," die zouden Wij met de hel vergelden. Aldus vergelden Wij de onrechtvaardigen.

30. Hebben de ongelovigen niet ingezien dat de hemel en de aarde gesloten waren en dat Wij ze dan hebben geopend? En al hetgeen leeft, hebben Wij uit water gemaakt. Willen zij dan toch niet geloven?

31. En Wij hebben op aarde onwrikbare bergen geplaatst, opdat zij niet met hen (de mensen) zouden beven; en Wij hebben er wijde wegen gemaakt, opdat zij de juiste richting zouden volgen.

32. En Wij hebben de hemel gemaakt tot een welbeschermd dak; niettemin wenden zij zich af van deze tekenen.

33. En Hij is het, Die de nacht en de dag schiep. Ook de zon en de maan, elk hunner beweegt zich langs een (vaste) baan.

34. Wij hebben aan niemand vóór u een eeuwig leven geschonken. Indien gij sterft, zouden zij hier dan voor eeuwig kunnen blijven?

35. Iedere ziel zal de dood ondergaan en Wij beproeven u met kwaad en goed en tot Ons zult gij terugkeren.

36. Wanneer de ongelovigen u zien, spotten zij slechts met u, zij zeggen: "Is dit degene die kwaad spreekt van uw Goden?" terwijl zij het zijn die de verkondiging van de Barmhartige verwerpen.

37. De mens is met een haastige natuur geschapen. Ik zal u Mijn tekenen tonen, doch vraagt Mij niet ze te verhaasten.

38. En zij zeggen: "Wanneer zal deze belofte worden vervuld, indien gij waarachtig zijt?"

39. O, wisten de ongelovigen maar de tijd wanneer zij niet bij machte zullen zijn het Vuur van hun gezicht of van hun rug te weren en niet zullen worden geholpen!

40. Neen, onverwachts zal het hen achterhalen en het zal hen verbijsteren; en zij zullen niet bij machte zijn het te voorkomen, noch zal hun uitstel worden gegeven.

41. Voorzeker werden de boodschappers vóór u ook bespot, maar degenen die hen bespotten, werden door het bespotte getroffen.

42. Zeg: "Wie beschermt u dag en nacht behalve de Barmhartige?" Neen, zij wenden zich af van de gedachtenis aan hun Heer.

43. Hebben zij goden die hen kunnen beschermen tegen Ons? Zij kunnen zichzelf niet helpen, noch worden zij door Ons bijgestaan.

44. Neen, Wij hebben deze (mensen) en hun vaderen een voorziening gegeven totdat het leven hun verlengd werd. Zien zij met dat Wij het land (der ongelovigen) bezoeken, het van de buitenzijde af besnoeiend? Zullen zij dan de overhand hebben?

45. Zeg: "Ik waarschuw u slechts door Openbaring." Doch de doven horen de roep niet wanneer zij worden gewaarschuwd.

46. En indien een ademtocht der kastijding van uw Heer hen raakt, zullen zij ongetwijfeld zeggen: "Wee ons, wij waren inderdaad onrechtvaardigen."

47. En Wij zullen weegschalen der gerechtigheid instellen op de Dag der Opstanding, zodat geen enkele ziel in enig opzicht onrecht zal worden aangedaan. En al was het slechts het gewicht van een mosterdzaadje, Wij zullen het naar voren brengen en Wij zijn voldoende als Rekenaar.

48. En Wij schonken Mozes en Aäron het Onderscheid, tot een licht en een gedachtenis voor de godvrezenden.

49. Die hun Heer in het verborgene vrezen en het Uur duchten.

50. En dit (de Koran) is een gezegende verkondiging die Wij hebben nedergezonden: zult gij deze dan ontkennen?




Previous - Next

Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License