1 - 50
1. O volk, vrees uw Heer, want de schok van het Uur is een
verschrikkelijk iets.
2. De Dag waarop elke zogende vrouw haar zuigeling
zal vergeten en elke zwangere vrouw zich zal ontdoen van haar dracht; en gij
zult mensen bedwelmd zien, terwijl zij niet dronken zijn, doch de kastijding
van uw Heer is gestreng.
3. En onder de mensen zijn er sommigen, die over
Allah redetwisten zonder kennis en elke opstandige Satan volgen.
4. Voor ieder die hem tot vriend neemt is verordend,
dat hij hem zal verleiden en naar de straf van het Vuur voeren.
5. O mensen, indien gij in twijfel verkeert over de
Opstanding, bedenkt, dat Wij u hebben geschapen uit stof, daarna uit een
levenskiem, dan van een klonter bloed, daarna uit een klomp vlees, volkomen en
onvolkomen in maaksel, opdat Wij het u duidelijk maken. En Wij laten wat Ons
behaagt gedurende een vastgestelde tijd in de baarmoeder blijven, dan brengen
Wij u als zuigelingen voort, dan (doen Wij u opgroeien) zodat gij volwassen
wordt. En daar zijn er onder u die door de dood worden achterhaald en anderen
die zulk een hoge ouderdom bereiken, dat zij, na geweten te hebben, niets meer
weten. En gij ziet de aarde levenloos, doch wanneer Wij er regen op doen
nederdalen, beweegt zij zich, zwelt op en brengt iedere mooie soort planten
voort.
6. Dit is zo omdat Allah de Waarheid is en omdat Hij
het is Die de doden tot leven wekt en omdat Hij over alle dingen macht heeft.
7. Voorzeker het Uur nadert, daaraan is geen
twijfel; Allah zal al degenen die in de graven zijn, opwekken.
8. En onder de mensen zijn er die over Allah
redetwisten zonder kennis, richtsnoer of verlichtend Boek.
9. Zich hooghartig afkerend ten einde anderen af te
leiden van Allah's weg. Voor hem is er schande in deze wereld en op de Dag der
Verrijzenis zullen Wij hem de straf van het branden doen ondergaan.
10. "Dit is wegens hetgeen uw handen hebben
vooruit gezonden; want Allah is niet onrechtvaardig jegens Zijn dienaren."
11. En onder de mensen zijn er die Allah weifelend
aanbidden. Indien het hun wel gaat, zijn zij daarmede tevreden, maar indien zo
iemand een beproeving ten deel valt, keert hij terug tot zijn vroegere wandel.
Hij verliest deze wereld zowel als het Hiernamaals. Dat is een duidelijk
verlies.
12. Hij roept naast Allah datgene aan, wat hem
schaden noch baten kan. Dat is een vergaande dwaling.
13. Hij roept degene aan, die eerder schaadt dan
baat. Voorwaar slecht is de beschermer en waarlijk slecht de metgezel.
14. Voorwaar, Allah zal hen die geloven en goede werken
verrichten, tuinen doen binnengaan waardoor rivieren stromen; Allah doet wat
Hem behaagt.
15. Laat hij die denkt dat Allah hem (de profeet) in
deze wereld of in het Hiernamaals niet zal helpen, op de een of andere wijze ten
hemel gaan en (Gods hulp) tegenhouden; laat hem dan zien of zijn plan datgene
verwijderen kan, wat zijn toorn opwekt.
16. En aldus hebben Wij hem duidelijke tekenen
gezonden, en Allah zal voorzeker leiden wie Hij wil.
17. Voorzeker de gelovigen, de Joden, de Sabianen,
de Christenen, de Magiërs en de afgodendienaren, Allah zal tussen hen richten
op de Dag der Opstanding, want Allah is Getuige over alle dingen.
18. Hebt gij dan niet gezien dat alles zich voor
Allah nederwerpt, wat in de hemelen en op aarde is, de zon, de maan, de
sterren, de bergen, de bomen, het vee en een groot deel der mensen; maar toch
valt nog velen de kastijding ten deel. En die Allah vernedert, kan niemand
verheffen. Voorwaar, Allah doet wat Hij wil.
19. Hier zijn twee tegenstanders die redetwisten
over hun Heer. Voor de ongelovigen zullen gewaden van Vuur worden gesneden en
over hun hoofd zal kokend water worden uitgegoten.
20. Waardoor hun ingewanden alsmede hun huiden
zullen worden verteerd.
21. En hen zullen ijzeren roeden wachten.
22. Telkens wanneer zij er uit (uit de hel) wensen
te gaan, zullen zij er in terug worden gedreven; men zal zeggen: "Proeft
gij de straf van het branden?"
23. Doch Allah zal degenen die geloven en goede
werken verrichten tuinen doen binnentreden waardoor rivieren stromen. Zij
zullen daarin worden getooid met armbanden van goud en parels, en hun gewaden
zullen van zijde zijn.
24. En zij zullen naar het reine woord en het pad
van de Geprezene worden geleid.
25. Voorzeker degenen die niet geloven en mensen
afhouden van de weg van Allah en van de Heilige Moskee (te Mekka) - die Wij
gelijk voor alle mensen hebben aangewezen, hetzij degene die er in (de stad)
vertoeft of (de vreemdeling) die van buiten komt - en hij die in de Moskee
onrechtvaardig naar goddeloosheid streeft - hem zullen Wij een pijnlijke straf
doen ondergaan.
26. En toen Wij Abraham de plaats voor het Huis (de
Kaaba) aanwezen zeggende: "Vereenzelvig niets met Mij, en houd Mijn Huis
rein voor degenen die de rondgang verrichten en degenen die opstaan (voor
gebed) en neerbuigen en zich ter aarde werpen.
27. En verkondig de bedevaart aan de mensen. Zij
zullen te voet of op magere kamelen van verre tot u komen.
28. Opdat zij van hun voordeel getuigenis afleggen
en de naam van Allah uitspreken gedurende de vastgestelde dagen over het vee
waarvan Hij hen heeft voorzien. Eet dan daarvan en spijzigt de behoeftigen in
nood.
29. Laat hen dan hun vuilheid verwijderen en hun
geloften vervullen en een omgang maken om het oude Huis (Kaaba)."
30. Zo zij het. Wie dus de heilige geboden van Allah
eert, het zal voor hem goed zijn in de ogen van zijn Heer. En wettig voor u is
alle vee behalve hetgeen u anderszins is verkondigd. Vermijdt derhalve de
onreinheid der afgodsbeelden en vermijdt het valse woord.
31. Oprecht zijnde voor Allah, niets met Hem
vereenzelvigende. En wie iets met Allah vereenzelvigt, het is alsof hij van een
hoogte valt en de vogels hem wegrukken of de wind hem wegblaast naar een afgelegen
plaats.
32. Zo zij het. En wie de heilige tekenen van Allah
vereert, voorwaar, dat is de oprechtheid des harten.
33. Daar is in de offeranden een profijt voor u voor
een vastgestelde tijd, daarna is hun plaats bij het oude Huis.
34. En voor elk volk hebben Wij handelingen van
offer en wijdingen vastgesteld, opdat zij de naam van Allah mogen uitspreken
over het vee dat Hij hun heeft gegeven. Uw God is dus Eén God, weest daarom
onderdanig aan Hem. En geef blijde tijding aan de ootmoedigen.
35. Wier harten vervuld zijn van vrees wanneer
Allah's naam wordt genoemd, en die geduldig dragen al hetgeen hun overkomt, die
het gebed onderhouden, en geven van hetgeen Wij hun hebben toebedeeld.
36. En onder de heilige tekenen van Allah hebben Wij
voor u de offerkamelen aangewezen. In hen is er veel voordeel voor u. Spreekt
daarom de naam van Allah over hen uit terwijl zij in rijen staan opgesteld. En
wanneer ze op hun zij neervallen, eet er van en voedt de rijken en de armen.
Aldus hebben Wij hen aan u dienstbaar gemaakt, opdat gij dankbaar moogt zijn.
37. Hun vlees noch hun bloed bereikt Allah, doch uw
godsvrucht bereikt Hem. Aldus heeft Hij hen aan u dienstbaar gemaakt, opdat gij
Allah moogt verheerlijken wegens hetgeen waartoe Hij u heeft geleid. En geef
blijde tijding aan de goeden.
38. Voorwaar, Allah verdedigt de gelovigen.
Voorzeker, Allah heeft niemand lief die oneerlijk, ondankbaar is.
39. Toestemming om te vechten is gegeven aan degenen
tegen wie gevochten wordt, omdat hun onrecht is aangedaan, voorzeker Allah
heeft de macht hen bij te staan.
40. Degenen die ten onrechte uit hun huizen werden
verdreven alleen omdat zij zeiden: "Onze Heer is Allah." - En indien
Allah sommige mensen niet met behulp van anderen tegenhield, zouden
ongetwijfeld kloosters, kerken, synagogen en moskeeën, waarin dikwijls de naam
van Allah wordt herdacht, afgebroken zijn. Allah zal ongetwijfeld degene
ondersteunen die Hem helpt - Allah is inderdaad Sterk, Almachtig.
41. Degenen die, indien Wij hen op aarde vestigen,
het gebed verrichten en de Zakaat betalen en het goede bevelen en het kwade
verbieden. En het eindbesluit in alles berust bij Allah.
42. Indien zij u (Mohammed) verloochenen, vóór hen
heeft het volk van Noach en Aad en Samoed ook verloochend;
43. En het volk van Abraham en het volk van Lot;
44. En de inwoners van Midian eveneens. En Mozes
werd ook verloochend. Maar Ik schonk de ongelovigen uitstel, daarna greep Ik
hen, en hoe (groot) was toen Mijn afkeer!
45. Hoe menige stad hebben Wij verdelgd, terwijl
deze vol ongerechtigheid was, zodat de daken er van zijn ingestort en hoe
menige bron en opgetrokken paleis werd verlaten.
46. Hebben zij dan niet in het land gereisd zodat
zij hart moesten hebben waarmee zij konden begrijpen en oren om er mee te
horen? Voorzeker, het zijn niet de ogen die blind zijn doch het hart in (hun)
borst is blind.
47. En zij dringen bij u aan de straf te verhaasten,
doch Allah zal nimmer Zijn Belofte breken. Voorwaar bij uw Heer is één dag gelijk
duizend jaren van uw berekening.
48. Hoe vele steden heb Ik uitstel verleend, hoewel
zij vol ongerechtigheden waren. Daarna greep Ik hen en tot Mij is de terugkeer.
49. Zeg: "O mensdom, ik ben slechts een
duidelijke waarschuwer voor u."
50. Degenen, die geloven en goede werken verrichten,
voor hen is er vergiffenis en een eerzaam levensonderhoud.
|