1 - 50
1. Gezegend is Hij, die de Forqaan (het onderscheid) aan
Zijn dienaar heeft neder gezonden, opdat hij een waarschuwer moge zijn voor
alle volkeren.
2. Aan Wie het Koninkrijk der hemelen en der aarde
toebehoort, Hij heeft zich geen zoon genomen noch heeft Hij een mededinger in
Zijn Koninkrijk, Hij heeft alles geschapen, en het de juiste maat gegeven.
3. Toch hebben zij (de mensen) naast Hem goden
genomen die niets kunnen scheppen, doch zelf geschapen zijn, en die geen macht
hebben om zichzelf goed of kwaad te doen, noch macht hebben over dood, leven of
opstanding.
4. De ongelovigen zeggen: "Dit is niets dan een
leugen, die hij (de Profeet) verzonnen heeft en andere mensen hebben hem er bij
geholpen." Maar zij uiten daarmee onrechtvaardigheid en leugen.
5. En zij zeggen: "Dit zijn fabelen der ouden;
hij heeft ze laten neerschrijven en zij worden hem 's morgens en 's avonds
voorgezegd."
6. Zeg: "Hij, Die de geheimen der hemelen en
der aarde kent, heeft het nedergezonden. Waarlijk, Hij is Vergevensgezind,
Genadevol."
7. En zij zeggen: "Wat voor boodschapper is
deze die voedsel gebruikt en op straat wandelt? Waarom is geen engel tot hem
nedergezonden om met hem een waarschuwer te zijn?
8. Ofwel een schat had tot hem nedergeworpen moeten
worden of hij had een tuin moeten hebben om (de vruchten) er van te eten."
En de onrechtvaardigen zeggen: "Gij volgt slechts een betoverd man!"
9. Zie, wat voor verhalen zij over u doen, zij zijn
verdwaald en kunnen de rechte weg niet vinden.
10. Gezegend is Hij Die, indien Hij het wil u iets
beters dan dat alles zal schenken - tuinen, waar doorheen rivieren stromen, en
ook paleizen.
11. Neen, zij verloochenen het Uur en voor degenen
die dat Uur verloochenen hebben Wij een laaiend Vuur bereid.
12. Wanneer de hel hen vanuit de verte zal zien,
zullen zij het woeden en razen horen.
13. En wanneer zij, aan elkander geketend, op een
kleine ruimte daarvan zullen worden geworpen, zullen zij daar om vernietiging
roepen.
14. "Roept niet éénmaal om vernietiging doch
roept er keer op keer om."
15. Zeg: "Is dit beter of de tuin der
eeuwigheid die de rechtvaardigen is beloofd? Deze zal hun loon en hun toevlucht
zijn."
16. Zij zullen er alles in ontvangen waar zij naar
verlangen en zij zullen er blijvend vertoeven. Dit is een belofte van uw Heer
waar om gevraagd mag worden.
17. En de Dag waarop Hij de ongelovigen en degenen
die zij naast Allah aanbidden zal verzamelen, zal Hij vragen: "Waart gij
het, die deze mijn dienaren deedt dwalen, of dwaalden zij zelf van het rechte
pad af?"
18. Zij zullen antwoorden: "Ere zij U; Het
betaamde ons niet andere beschermers dan U te nemen, maar Gij hebt hen en hun
vaderen doen genieten totdat zij de aanmaning vergaten en een verloren volk
werden."
19. Zo hebben dezen wat gij zegt, verloochend, zodat
gij de straf niet kunt afwenden of hen helpen. En wie onder u onrechtvaardig
is, Wij zullen hem een zware straf doen ondergaan.
20. En Wij zonden nooit boodschappers vóór u, of zij
gebruikten voedsel en liepen op straat. En Wij gebruiken sommigen uwer tot een
beproeving voor anderen. Zult gij geduldig zijn? Want uw Heer is Alziende.
21. Zij die Onze ontmoeting niet verwachten zeggen:
"Waarom zijn geen engelen tot ons nedergezonden? of waarom kunnen wij onze
Heer niet zien?" Voorzeker, zij schatten zich te hoog en zijn de perken
ver te buiten gegaan.
22. De Dag waarop zij de engelen zullen zien, zal er
geen goed nieuws zijn voor de schuldigen; dan zullen zij zeggen: "Ware er
slechts een grote afscheiding (tussen ons)."
23. En Wij zullen ons tot hun werken wenden en
zullen deze als stof verstrooien.
24. De bewoners van het paradijs zullen op die Dag
er beter aan toe zijn betreffende het tehuis, en beter betreffende de
rustplaats.
25. En de Dag waarop de hemel met de wolken zal
worden gespleten en de engelen worden nedergezonden in grote aantallen;
26. Het ware Koninkrijk zal op die Dag aan de
Genadevolle behoren, maar het zal voor de ongelovigeneen moeilijke Dag zijn.
27. De Dag waarop de onrechtvaardige op zijn handen
zal bijten zal hij zeggen: "O, had ik de weg met de boodschapper maar
gevolgd.
28. O. wee! Had ik nooit zo iemand als vriend
genomen.
29. Hij deed mij van de herinnering afdwalen nadat
zij tot mij was gekomen." En Satan laat de mens in de steek.
30. En de boodschapper zal zeggen: "O, mijn
Heer, mijn volk heeft deze Koran verzaakt!"
31. Zo maken Wij voor elke profeet een vijand van
onder de zondaren; uw Heer is voldoende als Leider en Helper.
32. En de ongelovigen zeggen: "Waarom werd de
Koran niet ineens aan hem geopenbaard?" Zo is het, opdat Wij daarmee uw
hart mogen versterken. En Wij hebben hem duidelijk en geleidelijk uiteengezet.
33. En zij stellen u geen vraag of Wij geven u de
waarheid en een uitmuntende uitleg.
34. Zij die vernederd naar de hel zullen worden
gebracht, verkeren in een slechte toestand, en zij zijn het meest van het
rechte pad afgedwaald.
35. Wij gaven Mozes het Boek (der Wet) en stelden
zijn broeder Aäron tot helper aan.
36. En Wij zeiden: "Gaat samen naar het volk
dat Onze Tekenen verloochent." Daarna vernietigden Wij hen.
37. En het volk van Noach: toen dit de boodschappers
verloochende, verdronken Wij het en Wij maakten het tot een teken voor het
mensdom. En Wij hebben een pijnlijke straf voor de onrechtvaardigen bereid.
38. En herinnert u Aad en Samoed en het volk van de
Bron en vele andere geslachten tussen hen.
39. Wij gaven aan ieder hunner allerlei voorbeelden
en Wij vernietigden allen.
40. En zij komen voorzeker de stad voorbij, waarop
een boze regen was gevallen. Zien zij die (plaats) dan niet? Neen, zij
verwachten de Opstanding niet.
41. Wanneer zij u zien maken zij u slechts tot een
bespotting. "Is hij het, die Allah als boodschapper heeft gezonden?
42. Hij had ons inderdaad bijna van onze Goden doen
afdwalen, als wij jegens hen niet standvastig waren gebleven." Maar zij
zullen weldra te weten komen, wanneer zij de straf zullen aanschouwen, wie het
meest afgedwaald is van het rechte pad.
43. Hebt gij hem gezien, die zijn eigen begeerte als
zijn God aanneemt? Wilt gij dan een beschermer over hem zijn?
44. Denkt gij dat de meesten hunner horen of
begrijpen? Zij zijn slechts als vee - neen, zij zijn verder afgedwaald.
45. Hebt gij niet gezien hoe uw Heer de schaduw
verlengt? - En indien Hij het had gewild, kon Hij haar onbeweeglijk hebben
gemaakt - Dan hebben Wij de zon tot een leider er van gemaakt.
46. Daarna trekken Wij haar langzaam tot Ons terug.
47. En Hij is het, Die de nacht tot een bedekking
voor u heeft gemaakt en de slaap voor rust, en de dag voor het opstaan.
48. En Hij is het, Die de winden als blijde
aankondiging voor Zijn barmhartigheid uitzendt en Wij zenden zuiver water uit
de wolken neer.
49. Opdat Wij daarmee leven mogen schenken aan een
dor land, en het ook als drank geven aan Onze schepping - aan vee en mensen in
grote getale.
50. En Wij herhalen dit voor hen opdat zij er lering
uit mogen trekken, maar de meeste mensen weigeren alles, behalve
ondankbaarheid.
|