1 - 50
1. Alif Laam Miem.
2. Denken de mensen dat zij (met rust) zullen worden
gelaten, alleen omdat zij zeggen: "Wij geloven" zonder dat zij zullen
worden beproefd?
3. Wij beproefden degenen die vóór hen waren. Daarom
zal Allah ook hen die waarachtig zijn, onderscheiden en de leugenaars kenbaar
maken.
4. Of denken zij, die slechte daden doen, dat zij
Ons zullen ontsnappen? Hun oordeel is verkeerd.
5. Wie de ontmoeting met Allah verwacht (wete dat)
Allah's vastgestelde tijd gewis komt. En Hij is de Alhorende, de Alwetende.
6. En wie streeft, streeft slechts voor zichzelf;
want Allah is Onafhankelijk van alle werelden.
7. Waarlijk Wij zullen de fouten dergenen die
geloven en goede daden verrichten bedekken en hun de beste beloning geven voor
wat zij deden.
8. En Wij hebben de mens geboden zijn ouders goed te
doen; en indien zij trachten u er toe te brengen dat gij iets met Mij
vereenzelvigt waarvan gij geen kennis hebt, gehoorzaam hen dan niet. Tot Mij is
uw terugkeer, en Ik zal u vertellen wat gij deedt.
9. En zij die geloven en goede werken doen, hen
zullen Wij zeker onder de rechtevaardigen toelaten.
10. Onder de mensen zijn er die zeggen: "Wij
geloven in Allah", maar als zij vervolgd worden om Allah's zaak, zien zij
de vervolging van de mens als een straf van Allah. Maar als hulp van uw Heer
komt, zeggen zij: "Voorzeker, wij waren met U." Weet Allah niet het
best wat in het innerlijk aller schepselen is?
11. Allah zal de gelovigen zeker onderscheiden en
Hij zal de huichelaars gewis kenbaar maken.
12. En de ongelovigen zeggen tot de gelovigen:
"Volgt onze weg, wij zullen uw zonden dragen." Doch zij kunnen niets
van hun zonden dragen. Zij zijn zeker leugenaars.
13. Voorzeker zij zullen hun eigen last dragen en
andere last buiten hun eigen last. En waarlijk zij zullen op de Dag der
Opstanding worden ondervraagd over hetgeen zij plachten te verzinnen.
14. Voorwaar, Wij zonden Noach tot zijn volk, en hij
verbleef onder hen duizend jaar op vijftig jaar na. En de zondvloed
achterhaalde hen terwijl zij onrechtvaardig waren.
15. Maar Wij redden hem en de deelgenoten der ark,
en Wij maakten dit tot een teken voor alle volkeren.
16. En Wij zonden Abraham, en hij zeide tot zijn
volk: "Aanbid Allah en vrees Hem. Dat zal voor u het beste zijn indien gij
het begrijpt."
17. "Gij aanbidt naast Allah slechts afgoden en
gij verzint leugens. Zij die gij naast Allah aanbidt hebben geen macht over uw
onderhoud. Zoekt daarom levensonderhoud van Allah en aanbidt Hem en weest Hem
dankbaar want tot Hem zult gij worden teruggebracht."
18. En als gij verloochent, andere geslachten vóór u
verloochenden ook. En op de boodschapper rust slechts de duidelijke
overbrenging (van de boodschap).
19. Zien zij niet hoe Allah de schepping verwekt, en
daarna herhaalt? Dat is zeker gemakkelijk voor Allah.
20. Zeg: "Trek op aarde rond en zie hoe Allah
de schepping begint en daarna de latere schepping verwekt." Waarlijk,
Allah heeft macht over alle dingen.
21. Hij straft wie Hij wil en Hij toont
barmhartigheid aan wie Hem behaagt en tot Hem zult gij worden teruggebracht.
22. Nimmer kunt gij de plannen van Allah in de hemel
of op aarde verijdelen; noch hebt gij een enkele vriend of helper naast
Allah."
23. Zij, die in de tekenen van Allah en de
ontmoeting met Hem niet geloven, wanhopen aan Zijn barmhartigheid; dezen zullen
een smartelijke straf ontvangen.
24. Het antwoord van zijn volk was slechts:
"Doodt of verbrandt hem." Maar Allah redde hem van het vuur. Daarin
zijn zeker tekenen voor een volk dat wil geloven.
25. Hij (Abraham) zeide: "Gij hebt naast Allah
slechts afgoden voor u gekozen terwille van vriendschap onder elkander in het
tegenwoordige leven. Doch op de Dag der Opstanding zult gij elkander verwerpen,
en elkander vervloeken. En uw tehuis zal het Vuur zijn; en gij zult geen helper
hebben."
26. En Lot geloofde in hem. Abraham zeide: "Ik
vlucht naar mijn Heer; want Hij is de Almachtige, de Alwijze."
27. En Wij gaven hem Izaak en Jacob, en Wij
plaatsten het profetenambt en het Boek onder zijn nageslacht, en Wij gaven hem
zijn beloning in dit leven en in het Hiernamaals zal hij zeker tot de
rechtvaardigen behoren.
28. En toen Lot tot zijn volk zeide: "Gij
verricht een gruweldaad die niemand onder het mensdom ooit vóór u heeft begaan.
29. Nadert gij mannen met wellust en rooft gij op de
weg, en begaat gij zelfs gruweldaden in uw bijeenkomsten?" Maar het
antwoord van zijn volk was niet anders dan dat zij zeiden: "Breng de straf
van Allah over ons als gij de waarheid spreekt."
30. Hij (Lot) zeide: "Help mij mijn Heer, tegen
het volk dat onheil sticht."
31. En toen onze boodschappers Abraham het nieuws
brachten, zeiden zij: "Wij willen het volk dezer stad vernietigen; want
haar inwoners zijn onrechtvaardigen."
32. Hij zeide: "Maar Lot is daar." Zij
zeiden: "Wij weten wel wie daar woont. Wij zullen hem en zijn familie
sparen, behalve zijn vrouw, die achter zal blijven."
33. En toen Onze boodschappers tot Lot kwamen was
hij verdrietig wegens hen en voelde zich daardoor in moeilijkheid. En zij
zeiden: "Vrees niet, noch treur. Voorzeker, wij zullen u en uw familie
redden, behalve uw vrouw die tot de achterblijvenden behoort.
34. Wij zullen gewis een straf van de hemel op de
bewoners dezer stad nederzenden, wegens hun overtredingen."
35. En Wij lieten hier een duidelijk teken achter
voor een volk, dat begrijpt.
36. En tot Midian, (zonden Wij) hun broeder Shoaib,
die zeide: "O mijn volk, dien Allah en vrees de laatste dag en wandel niet
op aarde onheil stichtende."
37. Maar zij verloochenden hem. Daarom overviel hen
een hevige aardbeving en zij lagen in hun huizen plat tegen de grond.
38. En (Wij vernietigden) ook de Aad en de Samoed;
en dit kunt gij aan hun woonplaatsen duidelijk zien. Satan deed hun daden hun
goed voorkomen, en weerhield hen van het pad ofschoon zij het duidelijk konden
zien.
39. Wij vernietigden eveneens Korach en Pharao en
Hamaan. Mozes kwam tot hen met duidelijke tekenen, maar zij handelden
hoogmoedig op aarde; toch konden zij Ons niet ontsnappen.
40. Zo grepen Wij iedereen om zijn zonden en onder
hen waren er, die een rukwind achterhaalde, en onder hen waren er die de
aardbeving overviel, en onder hen waren er die Wij in de aarde deden verzinken,
en onder hen waren er die Wij deden verdrinken. Allah was het niet, die hen
onrecht aandeed, maar zij handelden onrechtvaardig jegens zichzelf.
41. De gelijkenis van hen, die helpers verkiezen
naast Allah, is als de gelijkenis van de spin die zich een huis maakt: en het
zwakste der huizen is zeker het huis van de spin, als zij het slechts wisten!
42. Voorwaar, Allah weet wat zij naast Hem
aanroepen: en Hij is de Almachtige, de Alwijze.
43. En dit zijn gelijkenissen die Wij voor de mensen
geven, maar alleen zij die kennis bezitten begrijpen ze.
44. Allah schiep de hemelen en de aarde in waarheid
Daarin is zeker een teken voor hen die willen geloven.
45. Verkondig hetgeen u in het Boek is geopenbaard,
en onderhoud uw gebed. Voorwaar, het gebed weerhoudt van ondeugd en kwaad. En
Allah gedachtig te zijn is inderdaad het hoogste. Allah weet wat gij doet.
46. En twist met de mensen van het Boek slechts op
de goede wijze; doch zeg tegen de onrechtvaardigen: "Wij geloven in
hetgeen ons is geopenbaard en hetgeen u is geopenbaard; en onze God en uw God
is Eén; en aan Hem onderwerpen wij ons."
47. En aldus hebben Wij u het Boek nedergezonden en
zij wie Wij het Boek hebben gegeven geloven daarin; en ook onder de (Mekkanen)
zijn er die er in geloven. En het zijn alleen de ondankbaren die Onze tekenen
verwerpen.
48. En voordien placht gij geen boek te lezen, noch
met uw rechter hand te schrijven anders zouden de leugenaars aan de (echtheid)
ervan hebben kunnen twijfelen.
49. Neen, het zijn duidelijke tekonen in het hart
van hen aan wie kennis is gegeven. En alleen de onrechtvaardigen verwerpen Onze
tekenen.
50. Toch zeggen zij: "Waarom zijn hem geen
tekenen van zijn Heer nedergezonden?" Zeg: "De tekenen zijn bij Allah
alleen, en ik ben slechts een duidelijke waarschuwer."
|