1 - 50
1. Alif Laam Miem.
2. De Romeinen zijn verslagen
3. In het nabijzijnde land, maar zij zullen na hun
nederlaag zeker overwinnen,
4. Binnen een negental jaren - van Allah is het
gebod daarvóór en daarna - en op die Dag zullen de gelovigen zich verheugen
5. In de hulp van Allah, Hij helpt wie Hij wil; en
Hij is de Almachtige, de Genadige.
6. (Dit is) Allah's Belofte; Allah breekt zijn
Belofte niet, maar de meeste mensen beseffen dit niet;
7. Zij kennen slechts de schijn van het wereldse
leven, en zij zijn zorgeloos over het Hiernamaals.
8. Hebben zij over zichzelf niet nagedacht? Allah
heeft de hemelen en de aarde en alles wat daartussen is niet geschapen, dan in
waarheid en voor een vastgestelde tijd. Toch geloven velen onder de mensen niet
in de ontmoeting met hun Heer.
9. Hebben zij niet op aarde gereisd, zodat zij
mochten zien hoe het einde was van degenen die vóór hen waren? Zij waren
sterker in macht dan dezen, zij maakten het land vruchtbaar en bebouwden het,
meer dan dezen het deden. En hun boodschappers kwamen tot hen met duidelijke
tekenen. En Allah was het niet Die hun onrecht aandeed, maar zij waren het die
hun eigen ziel onrecht aandeden.
10. Dan was het einde bitter voor hen die kwaad
deden, omdat zij de tekenen van Allah loochenden, en er over spotten.
11. Allah brengt de schepping teweeg; dan herhaalt
Hij haar; daarna zult gij tot Hem worden teruggebracht.
12. En de Dag, waarop het Uur zal komen, zullen de
schuldigen wanhopig worden.
13. Geen hunner afgoden zal voor hen een bemiddelaar
zijn; en zij zullen hun afgoderij verwerpen.
14. Op de Dag, waarop het Uur zal komen, zullen zij
worden gescheiden.
15. Dan zullen zij die geloven en goede werken
verrichtten in een tuin gelukkig worden.
16. Maar zij die niet geloofden en Onze tekenen en
de ontmoeting in het Hiernamaals verwierpen, zullen voor straf te staan komen.
17. Glorie zij Allah, wanneer gij de avond ingaat en
wanneer gij de ochtend ingaat -
18. En aan Hem behoort alle roem in de hemelen en op
aarde - bij nacht en des daags.
19. Hij brengt de levenden uit de doden voort en Hij
brengt de doden uit de levenden voort; en Hij geeft de aarde leven na haar
dood, en evenzo zult gij worden voortgebracht.
20. En tot Zijn tekenen behoort, dat Hij u uit stof
schiep; en ziet! gij zijt mensen die zich kunnen verspreiden.
21. En dit is onder Zijn tekenen, dat Hij uit uw
midden echtgenoten voor u schiep, opdat gij er rust in moogt vinden, en Hij
heeft liefde en tederheid onder u geplaatst. Daarin zijn zeker tekenen voor een
volk, dat nadenkt.
22. En tot Zijn tekenen behoort ook de schepping der
hemelen en der aarde, en de verscheidenheid van uw talen en (huids) - kleuren.
En dit zijn voorzeker tekenen voor degenen, die willen begrijpen.
23. En tot Zijn tekenen behoort uw slapen 's nachts
en uw zoeken naar Zijn overvloed overdag. Daarin zijn zeker tekenen voor een
volk, dat luistert.
24. En tot Zijn tekenen behoort eveneens dat Hij u
de bliksem toont als vrees en hoop. En dat Hij water uit de hemel nederzendt
waarmede hij de aarde doet herleven na haar dood. Hierin zijn zeker tekenen
voor een volk, dat wil begrijpen.
25. En dit is onder Zijn tekenen, dat de hemelen en
de aarde in stand blijven door Zijn gebod. Dan, wanneer Hij u eenmaal van de
aarde zal roepen, ziet! zult gij gaan.
26. En aan Hem behoort een ieder, die in de hemelen
en op aarde is; allen zijn Hem gehoorzaam.
27. En Hij is het, Die de schepping voortbrengt en
haar daarna herhaalt, dit is gemakkelijk voor Hem. En voor Hem zijn de
verhevenste attributen in de hemelen en op aarde, en Hij is de Almachtige, de
Alwijze.
28. Hij geeft een gelijkenis uit uzelf. Hebt gij
onder uw ondergeschikten deelgenoten in hetgeen waarvan Wij u hebben voorzien,
zodat gij dienaangaande gelijken wordt en vreest gij hen, zoals gij elkander
vreest? - Zo leggen Wij de tekenen uit aan een volk dat begrijpt.
29. Neen, de onrechtvaardigen volgen hun eigen
neigingen zonder enige kennis. En wie kan hen leiden, die Allah liet dwalen?
Voor hen zullen er geen helpers zijn.
30. Daarom, richt uw aangezicht oprecht tot de
(ware) godsdienst, overeenkomstig de natuur naar welke Allah de mensen heeft
geschapen. - De schepping van Allah kent geen verandering. - Dat is het ware
geloof. Maar de meeste mensen weten het niet. -
31. U tot Hem bekerende, vreest Hem en leeft het
gebed na, en behoort niet tot de afgodendienaren.
32. Noch tot degenen die hun godsdienst verdelen en
secten vormen, terwijl elke partij zich verheugt in wat zij heeft.
33. En als een ramp over de mensen komt roepen zij
hun Heer aan, zich tot Hem bekerende; en als Hij hen van Zijn barmhartigheid
heeft doen smaken, ziet! dan schrijft een gedeelte hunner aan hun Heer
medegoden toe.
34. Zodat zij ondankbaar worden voor hetgeen Wij hun
hebben geschonken. Vermaakt u dan voor een wijle, maar gij zult het weldra te
weten komen.
35. Hebben Wij enig gezag tot hen nedergezonden, dat
spreekt over hetgeen zij met Hem vereenzelvigen?
36. En wanneer Wij de mensen barmhartigheid doen
smaken, verheugen zij zich daarin; maar als een kwaad hen overkomt door hun
eigen werken, ziet! dan wanhopen zij.
37. Hebben zij niet ingezien, dat Allah de
voorziening vergroot en bekrimpt voor wie Hij wil? Daarin zijn waarlijk tekenen
voor een volk dat wil geloven.
38. Geeft, de verwanten, de behoeftigen, de reiziger
wat hun toekomt. Dat is het beste voor degenen die het Aangezicht van Allah
zoeken, dezen zijn het die zullen slagen.
39. Wat gij ook uitleent met rente opdat het moge
toenemen door hetgeen andere (mensen) bezitten; het neemt niet toe bij Allah;
maar wat gij in Zakaat geeft, Allah's welbehagen zoekend, dezen zullen hun
bezit vermeerderd zien.
40. Hij is Allah, Die u schept en dan voor u zorgt
en daarna doet Hij u sterven en dan zal Hij u doen herleven. Is er een onder uw
afgoden, die iets dergelijks kan doen? Heilig is Hij en verheven boven hetgeen
zij (met Hem) vereenzelvigen.
41. Verderf is gekomen over land en zee door hetgeen
de handen der mensen hebden gewrocht, zodat Hij hen een gedeelte van hun daden
zou doen smaken, opdat zij zich bekeren.
42. Zeg: "Reist op aarde en ziet hoe het einde
was van degenen die voordien waren. De meesten hunner waren
afgodendienaren."
43. Richt uw aaneezicht tot de juiste godsdienst,
voordat de Dag komt, die door niemand afgewend kan worden buiten Allah. Op die
Dag zal het mensdom worden gescheiden.
44. Hij die verwerpt, zijn ongeloof zal tegen hem
zijn, en zij die goede daden verrichten, bereiden dit voor hun eigen ziel.
45. Opdat Hij hen, die geloven en goede werken doen,
moge belonen uit Zijn overvloed. Voorzeker, Hij heeft de ongelovigen niet lief.
46. En één onder Zijn tekenen is dat Hij de winden
met blijde vooruitzichten zendt, opdat Hij u Zijn genade moge doen smaken, en
opdat de schepen op Zijn gebod mogen varen, opdat gij moogt zoeken naar Zijn
overvloed en opdat gij dankbaar zult zijn.
47. Waarlijk, Wij zonden boodschappers vóór u naar
hun volkeren. Zij brachten hun duidelijke bewijzen. Dan straften Wij degenen
die zondigden. En het was Onze plicht de gelovigen te helpen.
48. Hij is Allah, Die de winden zendt welke de
wolken doen oprijzen. Dan verspreidt Hij ze in de lucht zoals Hij wil, dan
hoopt Hij ze laag boven laag op en gij ziet regen uit hun midden stromen. En
wanneer Hij deze doet vallen op wie van Zijn dienaren Hij wil, ziet! verheugen
zij zich.
49. Ofschoon zij voordien, voordat hij (de regen)
over hen was nedergezonden, vertwijfelden.
50. Beschouw daarom de kentekenen van Allah's
barmhartigheid: hoe Hij de aarde doet herleven na haar dood. Voorwaar, Dezelfde
zal de doden opwekken; Hij heeft macht over alle dingen.
|