51 - 60
51. En indien Wij een (droge) wind hadden gezonden
en zij de aarde zagen geel worden, zouden zij daarna zeker ondankbaarheid
hebben betoond.
52. En gij kunt de doden niet doen horen, noch kunt
gij de doven de roep doen horen wanneer zij u hun rug toekeren,
53. Noch kunt gij de blinden uit hun dwaling leiden.
Gij kunt slechts diegene doen horen die in Onze tekenen zouden willen geloven,
zodat zij zich onderwerpen.
54. Het is Allah, Die u in een staat van zwakheid
schept, dan na de zwakte kracht geeft en na de kracht (weer) zwakte en
ouderdom. Hij schept wat Hij wil. Hij is de Alwetende, de Almachtige.
55. De Dag waarop het Uur zal komen zullen de
schuldigen zweren, dat zij slechts een uur hebben geleefd - zo werden zij
bedrogen.
56. Maar zij wie wijsheid en geloof was gegeven,
zullen zeggen: "Volgens het Boek van Allah zijt gij inderdaad tot de Dag
der Opstanding gebleven. En dit is de Dag der Opstanding, maar gij wist het
niet."
57. Daarom zullen de uitvluchten op die Dag de
onrechtvaardigen niet baten; noch zal hun verontschuldiging worden aangenomen.
58. Waarlijk, Wij hebben in deze Koran allerlei
gelijkenissen voor de mensen gegeven; voorzeker, als gij hun een teken brengt,
zullen de ongelovigen zeggen: "Gij zijt slechts leugenaars."
59. Zo verzegelt Allah het hart van hen, die niet
willen weten.
60. Wees geduldig voorzeker, de Belofte van Allah is
waar; en laat hen die geen zekerheid hebben u niet doen wankelen.
|