1 - 50
1. Bij hen, die zich in rijen scharen.
2. En bij hen die berispen.
3. En bij de verkondigers der Vermaning.
4. Voorwaar, (voorwaar), uw God is één (enig God),
5. Heer der hemelen en der aarde en van alles wat er
tussen is, de Heer van het Oosten.
6. Wij hebben de laagste hemel met sterren versierd.
7. Als bescherming tegen iedere opstandige Satan.
8. Zij kunnen van de verheven bijeenkomst niets
horen en zij worden van elke kant verdreven.
9. Als verworpenen en er is voor hen een
voortdurende straf;
10. Maar hij die steelsgewijze opvangt, hem
achtervolgt een heldere vlam.
11. Vraag hun (de ongelovigen) of zij moeilijker
zijn te scheppen, dan andere (dingen) die Wij hebben geschapen. Voorzeker, Wij
hebben hen uit vaste klei geschapen.
12. Neen, gij verwondert u en zij spotten.
13. En wanneer zij vermaand worden, trekken zij er
geen lering uit.
14. En wanneer zij een teken zien, bespotten zij
het.
15. En zij zeggen: "Dit is niets dan een
klaarblijkelijke tovenarij."
16. "Zullen wij wanneer wij dood zijn en stof
en beenderen zijn geworden, worden opgewekt?
17. En onze voorvaderen ook?"
18. Zeg: "Ja, terwijl gij vernederd zult
zijn."
19. Er zal slechts één roep zijn en ziet, zij zullen
beginnen te zien.
20. Dan zullen zij zeggen: "Wee ons! Dit is de
Dag der vergelding."
21. (Allah zal zeggen:) "Dit is de Dag der
Beslissing die gij placht te verloochenen.
22. Verzamelt de onrechtvaardigen, hun metgezellen
en hetgeen zij aanbaden
23. Naast Allah. Leidt hen dan naar het pad van het
Vuur;
24. Doch houdt hen staande want zij moeten worden
ondervraagd."
25. "Wat scheelt u dat gij elkander niet
helpt?"
26. Neen, op die Dag zullen zij onderworpen zijn.
27. Sommigen hunner zullen zich tot anderen wenden,
elkander wederkerig ondervragend.
28. Zij zullen zeggen: "Voorwaar, gij placht
ons op de goede weg tegen te houden."
29. Zij zullen antwoorden: "Neen, gij waart zelf
geen gelovigen."
30. En wij hadden geen macht over u, maar gij waart
een overtredend volk.
31. Nu is het woord van onze Heer omtrent ons
werkelijkheid geworden. Wij zullen gewis (de straf) smaken."
32. En wij deden u dwalen omdat wij zelf in dwaling
waren."
33. Waarlijk, op die Dag zullen zij allen
deelgenoten zijn in de straf.
34. Zo behandelen Wij de schuldigen;
35. Voorzeker toen er tot hen werd gezegd: "Er
is geen God naast Allah", waren zij vanmatigend.
36. En zeiden: "Zullen wij onze Goden voor die
waanzinnige dichter opgeven?"
37. Neen, hij is met de Waarheid gekomen en heeft die
van de (vroegere) boodschappers bevestigd.
38. Gij zult de pijnlijke straf gewis ondergaan.
39. En gij zult slechts worden vergolden voor
hetgeen gij deedt.
40. Maar de uitverkoren dienaren van Allah.
41. Zullen een bekende voorziening ontvangen;
42. Zij zullen vruchten ontvangen, en worden geëerd,
43. In tuinen van gunsten,
44. Op rustbanken. tegenover elkander.
45. En een beker zal hun worden rondgereikt uit een
stromende bron.
46. Helder, smakelijk voor de drinkenden,
47. Waardoor geen dronkenschap zal ontstaans noch
zullen zij er door worden uitgeput.
48. En naast hen zullen vrouwen zijn van bescheiden
blik met mooie ogen.
49. Rein, alsof zij zorgvuldig bewaarde eieren
waren.
50. En enigen hunner zullen zich tot anderen wenden,
elkander ondervragend.
|