1 - 50
1. Haa Miem.
2. De openbaring van dit Boek is van Allah, de
Almachtige, de Alwetende.
3. De Vergever der zonden, de Aanvaarder van berouw,
de Gestrenge in het straffen, de Heer van genade. Er is geen God buiten Hem.
Tot Hem is de terugkeer.
4. Niemand betwist de woorden van Allah behalve de ongelovigen.
Laat hun bedrijvigheid in het land u niet bedriegen.
5. Het volk van Noach voor hen en andere groepen na
hen verloochenden ook en elk volk besloot zijn boodschapper te vangen en twistte
door leugen om de Waarheid er mee te niet te doen. Dan greep Ik hen en hoe
verschrikkelijk was Mijn straf!
6. Zo werd het woord van uw Heer bewaarheid ten
opzichte van de ongelovigen: dat zij de bewoners van het Vuur zouden zijn.
7. Zij, die de Troon dragen en zij die er omheen
staan verheerlijken hun Heer met de lof die Hem toekomt en zij geloven in Hem
en vragen vergiffenis voor de gelovigen, zeggende: "Onze Heer, Gij omvat
alle dingen in Uw barmhartigheid en kennis. Vergeef daarom hen die berouw tonen
en Uw weg volgen; en behoed hen voor de straf der hel,
8. Onze Heer, en doe hen de tuinen der Eeuwigheid
ingaan, die Gij hun hebt beloofd, alsook de deugdzamen onder hun ouders, hun
echtgenoten en hun kinderen. Zeker, Gij zijt de Almachtige, de Alwijze.
9. "En behoed hen voor het kwade; en een ieder
die Gij op die Dag voor het kwade behoedt, hem betoont Gij zeker
barmhartigheid. En dat is de grootste zegepraal."
10. De ongelovigen zullen worden toegesproken:
"Het misnoegen van Allah was groter dan uw eigen misnoegen toen gij tot
het geloof werd geroepen doch gij dit verwierpt."
11. Zij zullen zeggen: "Onze Heer, Gij deedt
ons tweemaal sterven en Gij hebt ons tweemaal in het leven teruggeroepen en wij
bekennen onze zonden. Is er nu een uitweg?"
12. Dit kwam omdat gij niet geloofdet toen Allah de
Ene werd genoemd, maar toen Hem medegoden werden toegeschreven, geloofdet gij.
Nu behoort het oordeel aan Allah, de Allerhoogste, de Allergrootste.
13. Hij is het Die u Zijn tekenen toont en
voorziening voor u van de hemel nederzendt; maar niemand trekt er lering uit
behalve hij die zich (tot God) wendt.
14. Roept alleen Allah aan, oprecht zijnde in
gehoorzaamheid tot Hem, hoewel de ongelovigen er tegen zijn.
15. Verheven boven alle graden is de Heer van de
Troon. Hij zendt het woord door Zijn gebod aan wie Hij wil van Zijn dienaren,
opdat hij moge waarschuwen voor de Dag der Ontmoeting.
16. De Dag waarop zij naar voren zullen komen - zal
niets van hen voor Allah verborgen zijn. "Van Wie is het Koninkrijk op
deze Dag?" "Van Allah, de Ene, de Onweerstaanbare."
17. "Op deze Dag zal elke ziel worden beloond
voor hetgeen zij heeft verdiend. Geen onrecht zal geschieden op deze Dag.
Voorzeker, Allah is snel in het beoordelen."
18. Waarschuw hen voor de naderende Dag, wanneer het
hart in de keel klopt terwijl zij vol verdriet zullen zijn. De onrechtvaardigen
zullen geen boezemvrienden hebben, noch enige bemiddelaar naar wie zal worden
geluisterd.
19. Hij kent de oneerlijkheid der ogen en datgene
wat de harten verbergen.
20. En Allah richt naar waarheid, maar degenen die
zij aanroepen naast Hem kunnen in het geheel niet richten. Voorzeker, Allah is
de Alhorende, de Alziende.
21. Hebben zij niet over de aarde gereisd en gezien wat
het einde was van hen die vóór hen waren? Zij waren machtiger dan dezen in
kracht en in hun sporen op aarde. Toch greep Allah hen voor hun zonden en zij
hadden niemand om hen tegen Allah te beschermen.
22. Dat kwam omdat hun boodschappers tot hen kwamen
met duidelijke tekenen, doch zij verwierpen ze; daarom greep Allah hen.
Voorzeker, Hij is Machtig, Streng in het straffen.
23. En Wij zonden Mozes met Onze tekenen en een
duidelijk gezag,
24. Tot Pharao en Hamaan en Korach, maar zij zeiden:
"Hij is een tovenaar en de grootste leugenaar."
25. En toen hij (Mozes) met Waarheid van Ons tot hen
kwam, zeiden zij: "Doodt de zonen der gelovigen met hem en ontziet hun
vrouwen." Maar het plan der ongelovigen is ijdel.
26. En Pharao zeide: "Laat mij Mozes doodslaan
en laat hem dan zijn Heer aanroepen. Ik vrees dat hij uw godsdienst zal
veranderen of in het land onrust zal stoken."
27. En Mozes zeide: "Ik zoek toevlucht bij mijn
Heer en uw Heer, tegen elke laatdunkende die aan de Dag des Oordeels niet
gelooft."
28. En een gelovig man uit het volk van Pharao die
zijn geloof verborg, zeide: "Wilt gij een man doden omdat hij zegt: 'Mijn
Heer is Allah'; terwijl hij tot u gekomen is met duidelijke tekenen van uw
Heer? Is hij een leugenaar, dan rust zijn leugen op hem; maar als hij oprecht
is, dan zal iets van datgene, waarmee hij u bedreigt, u overkomen. Voorzeker,
Allah leidt hem die buitensporig en een grote leugenaar is, niet.
29. O mijn volk heden hebt gij de oppermacht en gij
zijt de hoogsten in het land. Maar wie zal ons beschermen tegen de straf van
Allah als zij over ons komt?" Pharao zeide: "Ik wijs u alleen dat aan
wat ik zelf zie en ik leid u slechts naar het pad der rechtschapenheid."
30. En de gelovige zeide: "O mijn volk, ik
vrees voor u een gebeurtenis zoals op de Dag der bondgenoten,
31. Zoals hoe geval was bij het volk van Noach, en Aad
en Samoed en degenen die na hen waren. Allah wil Zijn dienaren geen onrecht
aandoen.
32. En o mijn volk, ik vrees voor u de Dag van het
geweeklaag.
33. Een Dag waarop gij u zult afwenden om te
vluchten. Dan zult gij geen beschermer hebben tegen Allah. En hij die Allah
laat dwalen zal geen leider hebben.
34. En voordien kwam Jozef tot u met duidelijke
tekenen, maar gij bleeft twijfeles aan hetgeen hij u bracht doch toen hij
stierf zeidet gjj: "Allah zal na hem geen boodschapper meer zenden."
Alzo laat Allah de buitensporigen en de twijfelaars dwalen.
35. Degenen die twisten over de tekenen van Allah
zonder dat enig gezag (daarover) tot hen kwam; dit is afkeurenswaardig in de ogen
van Allah en de gelovigen. Alzo verzegelt Allah het hart van iedere hoogmoedige
en onderdrukker.
36. En Pharao zeide: "O Hamaan, bouw mij een
toren opdat ik de toegangswegen moge naderen,
37. De toegangswegen der hemelen, opdat ik de God
van Mozes moge bereiken ofschoon ik zeker weet dat hij een leugenaar is."
Zo werd voor Pharao zijn slechte daad schoonschijnend gemaakt, hij werd van het
rechte pad afgeleid en Pharao's plan eindigde slechts in ondergang.
38. En de gelovige zeide: "O, mijn volk, volg
mij, ik zal u op het pad van leiding voeren.
39. O mijn volk, dit leven dezer wereld is slechts
een voorbijgaand genoegen; en het Hiernamaals is het blijvende tehuis.
40. Wie kwaad doet zal naar evenredigheid hiervan
worden vergolden; maar wie goed doet, man of vrouw, en gelovig is zal het
paradijs binnengaan; daarin zullen zij van alles worden voorzien, zonder
berekening.
41. En O mijn volk, hoe komt het toch dat ik u tot
redding roep en gij mij tot het Vuur wilt leiden?
42. Gij nodigt mij uit, Allah te verwerpen en iets
met Hem te vereenzelvigen waarvan ik geen kennis heb. En ik roep u tot de
Almachtige, de Vergevensgezinde."
43. "Zeker, datgene waartoe gij mij uitnodigt
heeft geen macht in deze wereld of in het Hiernamaals; voorwaar, onze terugkeer
is tot Allah, en de overtreders zullen de bewoners van het Vuur zijn.
44. Weldra zult gij u herinneren wat ik u zeg. En ik
vertrouw mijn zaak aan Allah toe. Voorwaar, Allah ziet Zijn dienaren door en
door."
45. Daarom beschermde Allah hem voor het kwade
hunner plannen, en een zware straf kwam over het volk van Pharao;
46. Aan het Vuur zullen zij morgen en avond worden
blootgesteld. En de Dag waarop het Uur zal komen, zal er worden gezegd:
"Doet Pharao's volk de strengste straf ondergaan."
47. En wanneer zij met elkander in het Vuur zullen
twisten, zullen de zwakken tot de trotsen zeggen: "Voorzeker, wij waren uw
volgelingen; wilt gij dan nu een gedeelte van het Vuur van ons wegnemen?"
48. Zij die trots waren zullen zeggen: "Wij
zijn er allen in. Allah heeft nu over Zijn dienaren recht gesproken."
49. En degenen die in het Vuur zijn zullen tot de
bewaarders der hel zeggen: "Bidt uw Heer, een dag van onze straf te
verlichten."
50. Zij zullen antwoorden: "Kwamen uw
boodschappers niet tot u met duidelijke bewijzen?" Zij zullen zeggen:
"Ja zeker." De bewaarders zullen antwoorden: "Bidt dan."
Maar het bidden der ongelovigen is nutteloos.
|