42. De Consultatie
(Asj-Sjoera)
Geopenbaard vóór de Hidjrah. Dit
hoofdstuk heeft 53 strofen.
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
1. Haa Miem.
2. Ain Sien Qaaf.
3. Zo heeft Allah, de Machtige, de Wijze aan u en
aan degenen die vóór u waren, geopenbaard.
4. Aan Hem behoort hetgeen in de hemelen en op aarde
is en Hij is de Hoogste, de Grootste.
5. Het is nabij dat de hemelen zullen worden
uiteengescheurd boven hen, maar de engelen verheerlijken hun Heer met de lof
die Hem toekomt en vragen vergiffenis voor hen die op aarde zijn. Ziet toe!
Allah is de Vergevensgezinde, de Genadevolle.
6. En degenen, die naast Hem beschermers tot zich
nemen, over hen waakt Allah: maar gij (profeet) zijt geen voogd over hen.
7. Zo hebben Wij u de Koran in het Arabisch
geopenbaard, opdat gij de Moeder der steden (Makka) en al het omringende moogt
waarschuwen; dus waarschuwt (hen) voor de Dag der Verzameling waaromtrent geen
twijfel is. Een deel zal in het paradijs zijn, en een ander deel in het laaiend
Vuur.
8. Indien Allah wilde kon Hij hen tot een enkel volk
hebben gemaakt, maar Hij laat in Zijn barmhartigheid toe wie Hij wil. Doch de
onrechtvaardigen zullen geen beschermer of helper hebben.
9. Hebben zij naast Hem besehermers tot zich genomen
terwijl Allah de Besehermer is? Hij maakt de doden levend en heeft macht over
alle dingen,
10. En waarover gij ook moogt verschillen, de
beslissing ervan rust bij Allah. Zeg: "Zo is Allah, mijn Heer. In Hem stel
ik mijn vertrouwen, en tot Hem wend ik mij."
11. Hij is de Schepper der hemelen en der aarde. Hij
heeft u tot paren gemaakt, evenals het vee, te uwen behoeve. Daardoor
vermenigvuldigt Hij u. Er is niets aan Hem gelijk en Hij is de Alhorende, de
Alziende.
12. Aan Hem behoren de schatten van de hemelen en de
aarde. Hij vergroot en bekrimpt de voorziening voor wie Hij wil. Hij heeft
voorzeker kennis van alle dingen.
13. Hij schreef u dezelfde godsdienst voor, die Hij
aan Noach oplegden en die Wij bovendien aan u openbaren en die Wij Abraham,
Mozes en Jezus oplegden: "Bevestigt deze godsdienst en weest er niet in
verdeeld." Voor de afgodendienarenis dat moeilijk waartoe gij hen roept.
Allah kiest voor Zich wie Hij wil en leidt hem die zich (in berouw) tot Hem
wendt.
14. En zij waren slechts verdeeld, nadat de kennis
tot hen was gekomen, door zelfzuchtige afgunst onder elkander. En ware het niet
dat een Woord reeds van uw Heer was uitgegaan voor een vastgestelde tijd, dan
zou de zaak voorzeker tussen hen geoordeeld zijn. En waarlijk, zij die het Boek
erfden, na hen, zijn er in een verontrustende twijfel over.
15. Nodig hen daarom hiertoe uit. En wees
standvastig zoals u is geboden en volg hun slechte begeerten niet, maar zeg:
"Ik geloof in elk Boek dat Allah heeft neder gezonden en het is mij
geboden rechtvaardig tegenover u te handelen. Allah is onze Heer en uw Heer.
Aan ons onze werken en aan u uw werken. Laat er geen twist tussen u en ons
bestaan. Allah zal ons tezamen brengen en tot Hem is de terugkeer.
16. En zij die over Allah twisten nadat zij Hem
aanvaard hebben, hun twist is waardeloos in de ogen van hun Heer; er is toorn
over hen en er zal een strenge straf voor hen zijn.
17. Allah is het Die dit Boek (de Koran) met de
Weegschaal in waarheid heeft nedergezonden. Wat weet gij waarschijnlijk is het
Uur nabij.
18. De ongelovigen vragen het te verhaasten maar de
gelovigen vrezen er voor en weten dat het de Waarheid is. Ziet toe! Zij die
over het Uur redetwisten zijn ver afgedwaald.
19. Allah is Zorgzaam tegenover Zijn dienaren. Hij
zorgt voor wie Hij wil. Hij is de Sterke, de Machtige.
20. Wie de oogst van het Hiernamaals wenst, diens
oogst doen Wij toenemen, doch wie naar de oogst der wereld verlangt ook hem
geven Wij daarvan, maar hij zal in het Hiernamaals geen deel hebben.
21. Hebben zij (afgodendienaren) dan medegoden, die
hun een godsdienst hebben voorgeschreven welke Allah verboden heeft? Ware Ons
gebod voor het laatste gericht niet uitgevaardigd,dan zou de zaak onder hen
geoordeeld zijn geweest. Want de onrechtvaardigen zullen zeker een pijnlijke
straf ontvangen.
22. Gij zult de onrechtvaardigen in vrees zien voor
hetgeen zij hebben verdiend op de Dag des Oordeels en het zal hen zeker
treffen. Maar degenen, die geloven en goede werken doen, zullen in de tuinen
van het paradijs zijn. Zij zullen bij hun Heer alles vinden wat zij wensen. Dat
is de grote genade.
23. Dit is het waarvan Allah aan Zijn dienaren die
geloven en goede werken doen, de blijde tijdingen geeft. Zeg: "Ik vraag u
geen loon voor (mijn prediking), behalve liefde van verwanten." En hij die
het goede verricht zullen Wij in goedheid doen toenemen. Voorzeker, Allah is
Vergevensgezind, Waarderend.
24. Zeggen zij: "Hij heeft een leugen over
Allah verzonnen?" Als Allah het wilde kon Hij uw hart verzegelen. Maar
Allah zal de leugen uitvagen en de Waarheid door Zijn woord bevestigen. Voorzeker,
Hij weet wat in de harten is.
25. Hij Die berouw aanvaardt van Zijn dienaren en
(hun) zonden vergeeft. Hij weet wat gij doet.
26. En Hij verhoort de gelovigen die goede werken
doen en geeft nog meer uit Zijn overvloed maar de ongelovigen zullen een
strenge straf ontvangen.
27. Indien Allah de voorziening voor Zijn dienaren
zou hebben vergroot, zouden zij op aarde verderf hebben veroorzaakt: Hij zendt
echter met mate neder zoals Hij dat wil. Hij kent en ziet Zijn dienaren
inderdaad goed.
28. Hij is het, Die regen nederzendt en Zijn
barmhartigheid uitspreidt nadat men daaraan gewanhoopt heeft. Hij is de
Beschermer, de Geprezene.
29. En onder Zijn tekenen is de Schepping der
hemelen en der aarde, en der levende wezens die Hij daarin heeft verspreid. En
Hij heeft macht hen te verzamelen wanneer Hij wil.
30. Welke ramp u ook overkomt, het is door hetgeen
uw handen hebben gewrocht. Doch Hij vergeeft vele dingen.
31. En gij kunt op aarde niet ontkomen noch hebt gij
een enkele vriend of helper buiten Allah.
32. En onder Zijn tekenen zijn de schepen als bergen
op zee.
33. Als Hij wil kan Hij de wind stillen zodat zij
bewegingloos staan op de oppervlakte daarvan! Daarin zijn voorzeker tekenen
voor elke geduldige, dankbare (mens).
34. Of Hij kan ze vernietigen: wegens hetgeen zij
(de mensen) verdienen - maar Hij vergeeft veel. -
35. Opdat zij die over de tekenen van Allah
redetwisten, mogen inzien dat zij geen toevlucht hebben.
36. Wat u is gegeven is slechts een voorziening voor
dit leven, en hetgeen bij Allah is, is beter en van langere duur voor de
gelovigen die in hun Heer vertrouwen stellen.
37. Voor degenen die de zwaarste zonden en
gruweldaden vermijden en die wanneer zij vertoornd zijn, vergeven;
38. En voor degenen die naar hun Heer luisteren en
hun gebeden houden en wier manier van handelen een zaak van wederzijds overleg
is en voor degenen die geven van hetgeen waarmee Wij hen hebben voorzien;
39. En voor degenen die, als een aanval hen treft,
zich verdedigen.
40. Doch de vergelding van het kwade is het daaraan
gelijke; maar wie vergeeft en verbetering voor ogen houdt, zijn loon rust bij
Allah. Voorzeker, Hij houdt niet van de onrechtvaardigen.
41. Maar er is geen verwijt tegen hen die zich
verdedigen nadat hun onrecht is aangedaan.
42. Het verwijt is slechts tegen hen, die de mensen
onrecht aandoen en ten onrechte in het land opstand veroorzaken. Dezen zullen
een pijnlijke straf ontvangen.
43. En hij die geduldig is en vergeeft, - dat is
voorzeker een (teken) van een sterk karakter.
44. Hij die Allah laat dwalen, zal buiten Hem geen
beschermer hebben. En gij zult de onrechtvaardigen zien die, wanneer zij de
straf zullen aanschouwen, zeggen: "Is er geen weg tot terugkeer?"
45. En gij zult hen aan het Vuur zien blootgesteld,
door schande vernederd, terwijl zij er met neergeslagen ogen naar kijken. De
gelovigen zullen zeggen: "De verliezers zijn inderdaad zij die zichzelf en
hun familie op de Dag der Opstanding hebben verloren." Ziet toe! de
onrechtvaardigen zullen een blijvende straf ontvangen.
46. Zij hebben buiten Allah geen vrienden die hen
kunnen helpen. En er is voor hen die Allah laat dwalen geen uitweg.
47. Luistert naar uw Heer voordat Allah's Dag komt
die niemand zal kunnen tegenhouden. Op die Dag zal er voor u geen toevlucht
zijn, noch enige kans op ontkenning.
48. Maar indien zij zich afwenden hebben Wij u niet
als wachter over hen gezonden. Het is alleen uw plicht de boodschap over te
brengen. En waarlijk, wanneer Wij de mens Onze barmhartigheid betuigen,
verheugt hij zich er in. Maar indien hun een kwaad overkomt door hetgeen hun
handen hebben bedreven, dan voorzeker, is de mens ondankbaar.
49. Aan Allah behoort het koninkrijk der hemelen en
der aarde. Hij schept wat Hij wil. Hij schenkt vrouwelijke en mannelijke
kinderen aan wie Hij wil.
50. Of Hij mengt ze, mannelijk en vrouwelijk en Hij
maakt onvruchtbaar wie Hij wil. Voorwaar, Hij is Alwetend, Almachtig.
51. Het is voor een mens niet mogelijk dat Allah tot
hem zou spreken anders dan door ingeving of van achter een sluier of door een
boodschapper te zenden om door Zijn gebod te openbaren wat Hij wil. Voorwaar,
Hij is de Verhevene, de Alwijze.
52. En zo hebben Wij u een woord door ons gebod
geopenbaard. Gij wist niet wat het Boek noch wat het geloof was. Maar Wij
maakten het tot een licht waarbij Wij leiding verlenen aan diegenen Onzer
dienaren die Wij willen. Voorzeker, gij leidt de mens zeker naar het rechte
pad,
53. Het pad van Allah, aan Wie hetgeen in de hemelen
en op aarde is, toebehoort. Ziet toe, tot Allah is de terugkeer van alle
dingen.
|