1 - 50
1. Als de Gebeurtenis plaats vindt
2. Zal er niets dit plaatsvinden kunnen tegenhouden
-
3. Enigen zal het vernederen, anderen zal het
verheffen.
4. Wanneer de aarde hevig zal worden geschokt,
5. En de bergen verbrijzeld,
6. Zullen deze als stof worden verstrooid,
7. En gij zult in drie soorten worden verdeeld.
8. De mensen aan de rechter kant - hoe (gelukkig
zijn) de mensen aan de rechter kant!
9. En de mensen aan de linker kant - hoe
(ongelukkig) zijn de mensen aan de linker kant!
10. De voorbijstrevenden (in het geloof) zullen de
eersten zijn,
11. Dezen zijn de gunstelingen die God dicht zullen
naderen.
12. In tuinen van verrukking.
13. Het zijn een groot aantal van de eersten.
14. En weinigen uit later tijd.
15. Op sofa's doorvlochten met goud en
edelgesteenten
16. Daarop nederliggende, naar elkander toegewend!
17. Daar zullen jonge mannen onder hen rondgaan die
niet zullen verouderen
18. Met bekers, kannen en kopjes gevuld uit een
zilveren bron -
19. Zij zullen daarvan geen hoofdpijn krijgen noch
zullen zij dronken worden -
20. En met fruit dat zij het liefst hebben -
21. En met vlees van vogelen dat zij begeren.
22. En er zullen schonen zijn met grote, mooie ogen,
23. Als verscholen paarlen.
24. Als beloning voor hetgeen zij plachten te doen.
25. Zij zullen daar geen ijdele gesprekken of
zondige taal horen,
26. Doch het woord "vrede, vrede."
27. En zij die rechts zullen staan - hoe (gelukkig)
zijn deze die rechts staan!
28. Zij zullen zich bevinden tussen doornloze
lotusbomen
29. En trossen bananen,
30. En dekkende schaduwen,
31. En stromende wateren,
32. En overvloedig fruit,
33. Noch afgesneden, noch verboden,
34. En edele vrouwen.
35. Voorwaar, Wij hebben dezen tot een wonderligke
schepping gemaakt,
36. Wij maakten haar maagden,
37. Beminnelijk, van gelijke leeftijd.
38. Tot degenen aan de rechter kant.
39. (Behoort) een groot aantal van de eersten
(gelovigen).
40. En een groot aantal uit latere tijden.
41. De mensen aan de linker kant - hoe (ongelukkig)
zijn degenen die aan de linker kant staan!
42. Te midden van verschroeiende winden en kokend
water.
43. En in de schaduw van zwarte rook,
44. Noch koel, noch verfrissend.
45. Voordien waren zij inderdaad in weelde (op
aarde),
46. En volhardden in grote zonde.
47. En zij plachten te zeggen: "Als wij dood
zijn en stof en beenderen zijn geworden, zullen wij inderdaad herrijzen?
48. En ook onze voorvaderen?"
49. Zeg: "Ja, de vroegeren en de lateren
50. Zullen tezamen worden verzameld op de
vastgestelde tijd van een bepaalde Dag."
|