151 - 200
151. Omdat Wij uit uw midden een boodschapper hebben
gezonden, die u Onze tekenen verkondigt, u zuivert, u het Boek en de Wijsheid
onderwijst en u leert, hetgeen gij niet wist.
152. Gedenkt Mij daarom en Ik zal u gedenken en
weest Mij dankbaar en weest Mij niet ondankbaar.
153. O, gij die gelooft, zoekt hulp met geduld en
gebed; voorzeker, Allah is met de geduldigen.
154. En zegt niet van degenen, die voor Allah's zaak
zijn gedood, dat zij dood zijn - neen, zij leven, maar gij bemerkt het niet.
155. En Wij zullen u een weinig beproeven door
vrees, honger, verlies van bezittingen, levens en vruchten; maar verkondig
blijde tijdingen aan de geduldigen,
156. Zij die, wanneer een rampspoed hen achterhaalt,
zeggen: "Voorzeker, wij zijn van Allah en tot Hem zullen wij
wederkeren".
157. Dezen zijn het, op wie de zegeningen en de
barmhartigheid van hun Heer rusten en dezen zijn het, die de rechte weg volgen.
158. Voorzeker, Safaa en Marwah zijn onder de
tekenen van Allah. Er rust derhalve op hem, die de Hadj (pelgrimstocht) doet,
of (of soms) de Omrah verricht, geen blaam, indien hij om beiden (heen) loopt.
En wie vrijwillig goed doet, voorzeker, Allah is Waarderend, Alwetend.
159. Voorzeker, degenen, die hetgeen Wij aan tekenen
en leiding hebben nedergezonden, verbergen, nadat Wij zein het Boek aan de
mensen duidelijk hebben gemaakt, zijn het, die Allah vervloekt en zij die het
recht hebben te vervloeken, vervloeken hen ook.
160. Maar zij, die berouw hebben en zich beteren en
(de Waarheid) verkondigen, dezen zijn het, tot wie Ik Mij met vergiffenis wend
- Ik ben Berouwaanvaardend, Genadevol.
161. Voorzeker, die verwerpen en als ongelovigen
sterven, over hen zal de vloek komen van Allah en van de engelen en van alle
mensen.
162. Daarin zullen zij blijven. Hun straf zal niet
worden verlicht, noch zal hun uitstel worden verleend.
163. En uw God is één God, er is geen God buiten
Hem, de Barmhartige, de Genadevolle.
164. Voorwaar, in de schepping der hemelen en der
aarde en in de wisseling van nacht en dag en in de schepen die de zee bevaren,
met datgene wat de mensen tot voordeel strekt; en in het water dat Allah van de
hemel nederzendt, waarmede Hij de aarde doet herleven na haar dood en daarop
alle soorten dieren verspreidt, en in de verandering der winden, en in de
wolken die tussen de hemel en de aarde in dienst zijn gesteld, zijn inderdaad
tekenen voor een volk, dat begrijpt.
165. Onder de mensen zijn er, die voorwerpen van
aanbidding buiten Allah nemen en ze liefhebben, zoals zij Allah behoren lief te
hebben. Maar zij die geloven zijn sterker in hun liefde voor Allah. En als zij
die overtreden (nu) de tijd kunnen zien wanneer zij de straf zullen zien, (dan
zouden zij beseffen) dat alle macht aan Allah toebehoort en dat Allah streng is
in het straffen.
166. Wanneer de leiders hun volgelingen zullen
verzaken en de straf zullen bemerken en al hun banden zullen worden verbroken,
167. Zullen de volgelingen zeggen: "Indien wij
slechts terug konden keren, zouden wij hen verzaken, zoals zij ons hebben
verzaakt". Zo zal Allah aan hen hun werken tonen tot wroeging en zij
zullen het Vuur niet kunnen ontkomen.
168. O gij mensen, eet van hetgeen geoorloofd en
goed is op aarde en treedt niet in de voetstappen van Satan; voorzeker, hij is
voor u een openlijke vijand.
169. Hij gebiedt u alleen, wat kwaad en wat onrein
is en dat gij over Allah zegt, wat gij niet weet.
170. En wanneer er tot hen wordt gezegd: "Volgt
hetgeen Allah heeft geopenbaard", zeggen zij: "Neen, wij zullen
datgene volgen, wat wij onze vaderen zagen volgen". Zelfs al hadden hun
vaderen in het geheel geen verstand en volgden zij ook de rechte weg niet?
171. De ongelovigen gelijken op hem, die schreeuwt
naar hetgeen niets hoort, het blijft een roep en een schreeuw. Zij zijn doof,
stom en blind, zij begrijpen dus niet.
172. O gij die gelooft, eet van de goede dingen, waarmede
Wij u hebben voorzien en dankt Allah, indien gij Hem alleen aanbidt.
173. Hij heeft u slechts het gestorvene, het bloed,
het varkensvlees en datgene, waarover een andere naam, dan die van Allah is uitgeroepen,
verboden. Maar hij, die gedwongen is en dit niet wenst en geen overtreder is,
op hem rust geen zonde. Want Allah is Vergevensgezind, Genadevol.
174. Voorzeker, zij, die datgene verbergen, wat
Allah heeft geopenbaard, namelijk het Boek en het voor een geringe prijs
verruilen, vullen hun buik met niets, dan Vuur. Allah zal op de Dag der
Opstanding niet tot hen spreken, noch zal Hij hen rein achten. Er wacht hun een
pijnlijke straf.
175. Zij zijn het, die dwaling in ruil voor leiding
hebben aanvaard en straf voor vergiffenis. Hoe groot is hun overmoed tegenover
het Vuur!
176. Dit komt, omdat Allah het Boek met de Waarheid
heeft nedergezonden en voorzeker, zij, die tegen het Boek ingaan, zijn in verregaand
verzet.
177. Het is geen deugd, dat gij uw gezicht naar het
Oosten of naar het Westen wendt, maar waarlijke deugd is in hem, die in Allah,
de Laatste Dag, de engelen, het Boek en de profeten gelooft en die van zijn
vermogen geeft uit liefde voor Hem aan de verwanten, de wezen, de armen, de
reiziger, de bedelaars en voor het vrijkopen van slaven en die het gebed
onderhoudt en de Zakaat betaalt; verder in degenen, die hun belofte nakomen,
wanneer zij een belofte doen en de geduldigen in armoede, in kwellingen en in
oorlogstijd; dezen zijn het, die bewezen hebben, waarachtig te zijn en dezen
zijn vromen.
178. O gij die gelooft, vergelding inzake doodslag
is u voorgeschreven: de vrije man tegen de vrije man, de slaaf tegen de slaaf
en de vrouw tegen de vrouw. Maar, indien iemand kwijtschelding is verleend door
zijn broeder, dan moet de eis billijk zijn, en betaling moet hem worden gedaan
met goedheid. Dit is verzachting en barmhartigheid van uw Heer. Wie daarna overtreedt,
hem wacht een pijnlijke straf.
179. En in vergelding is leven voor u, o mensen van
begrip, zodat gij behouden zult worden.
180. Het is u voorgeschreven, dat wanneer de dood
tot één uwer komt, en hij een vermogen nalaat, hij een testament opmake voor
ouders en naaste familieleden, billijkerwijze. Dit is een verplichting voor de
godvruchtigen.
181. En hij, die het vervalst nadat hij het heeft
gehoord, de schuld er van zal gewis op hem rusten, die dat verandert. Waarlijk,
Allah is Alhorend, Alwetend.
182. Maar hij die vreest, dat degene, die het
testament maakte, partijdig werd, of een fout heeft begaan, en die een
schikking treft (tussen de belanghebbenden), die zal daarmede geen zonde
begaan. Voorzeker, Allah is Vergevensgezind, Genadevol.
183. O, gij gelovigen, het vasten is u
voorgeschreven, zoals het degenen die vóór u waren was voorgeschreven, opdat
gij vroom zult zijn.
184. Voor een zeker aantal dagen (zult gij vasten)
maar wie onder u ziek is, of op reis, vaste een aantal andere dagen - er is een
losprijs voor degenen, die niet kunnen vasten - het voeden van een arme. Maar
hij, die vrijwillig goed doet, het zal beter voor hem zijn. Het vasten is goed
voor u, indien gij het beseft.
185. De maand Ramadaan is die, waarin de Koran als
een richtsnoer voor de mensen werd nedergezonden en als duidelijke bewijzen van
leiding en onderscheid. Wie onder u daarom deze maand beleeft, laat hem daarin
vasten. Maar wie onder u ziek of op reis is, een aantal andere dagen. Allah
wenst gemak voor u en geen ongemak, en opdat gij het aantal zult voltooien en
opdat gij Allah's grootheid zult prijzen, omdat Hij u terecht heeft geleid en
opdat gij dankbaar zult zijn.
186. En wanneer Mijn dienaren u over Mij vragen, zeg
dan: "Ik ben nabij. Ik verhoor het gebed van de smekeling, wanneer hij Mij
aanroept." Daarom moeten zij naar Mij luisteren en in Mij geloven, opdat
zij geleid zullen worden.
187. Het is u veroorloofd, om op de nacht van het
vasten tot uw vrouwen in te gaan. Zij zijn een gewaad voor u en gij zijt haar
een gewaad. Allah weet, dat gij onrechtvaardig hebt gehandeld tegenover uzelf
en heeft Zich met barmhartigheid tot u gewend en u verlichting geschonken.
Daarom moogt gij nu tot haar ingaan en betrachten, hetgeen Allah u heeft
verordend; en eet en drinkt, totdat bij de dageraad de witte draad zich
onderscheidt van de zwarte draad. Voltooit dan het vasten tot het vallen van de
avond. En verbreng uw tijd niet met uw vrouwen wanneer u in de Moskeeën ???
houdt. Dit zijn de beperkingen van Allah - dus nadert deze niet. Zo zet Allah
zijn geboden uiteen voor de mensen, opdat zij vroom zullen zijn.
188. En verteert uw rijkdommen niet onder elkander
door valse middelen en brengt ze niet naar de rechters, opdat gij een deel der
rijkdommen der mensen in zonde kunt verteren, tegen beter weten in.
189. Zij vragen u betreffende de nieuwe manen. Zeg:
"Zij zijn tijdsaanwijzingen voor de mensen en voor de bedevaart." Het
is geen deugd, dat gij de huizen binnengaat aan de achterzijde: maar
deugdzaamheid is in hem, die Allah vreest. Dus gaat de huizen door de deuren
binnen en vreest, Allah, opdat gij zult slagen.
190. En strijdt voor de zaak van Allah tegen
degenen, die tegen u strijden, maar overschrijdt de grens niet. Voorzeker,
Allah heeft de overtreders niet lief.
191. En doodt hen, waar gij hen ook ontmoet en
drijft hen uit, vanwaar zij u hebben uitgedreven; want vervolging is erger dan
doden. En bevecht hen niet nabij de heilige Moskee, voordat zij u daarin
bevechten. Maar indien zij u bevechten, bevecht hen dan - zo is de vergelding
voor de ongelovigen.
192. Maar als zij ophouden, dan is Allah zeker
Vergevensgezind, Genadevol.
193. En bestrijdt hen, totdat er geen vervolging
meer is en de godsdienst alleen voor Allah wordt. Maar indien zij (met
strijden) ophouden, dan is er geen vijandelijkheid meer toegestaan, behalve
tegen de onrechtvaardigen.
194. De heilige maand voor de heilige maand! Er is
(een wet van) vergelding voor alle heilige dingen. Wie daarom agressief tegen u
handelt, vergeldt hem naarmate hij tegen u heeft gedaan. En vreest Allah en
weet, dat Allah met de godvruchtzgen is.
195. En besteedt uw bezit voor de zaak van Allah en
stort u niet met uw eigen handen in het verderf doch doet goed: voorzeker,
Allah heeft hen lief, die goed doen.
196. En voleindigt de Hadj (pilgrimstocht) en Omrah,
ter wille van Allah, maar als gij verhinderd zijt, brengt dan het offer, dat
gemakkelijk verkrijgbaar is en scheert uw hoofd niet, voordat het offer zijn
bestemming heeft bereikt. En wie onder u ziek is of een kwaal in het hoofd
heeft, moet een losprijs geven, óf door te vasten, óf door aalmoezen te geven,
óf door een offer te brengen. En wanneer gij veilig zijt, moet hij die gebruik
maakt van Omrah, tegelijk met de Hadj een offer brengen, dat gemakkelijk
verkrijgbaar is. Maar degenen, die geen (offer) kunnen vinden, moeten drie
dagen gedurende de bedevaart vasten en zeven dagen, wanneer (men) terugkeert;
dit is tien dagen in het geheel. Dit is voor hem, wiens familie niet dicht bij
de Heilige Moskee woont. En vreest Allah en weet, dat Allah streng is in het
straffen.
197. De maanden der bedevaart zijn bekend, dus, wie
besluit ter bedevaart te gaan in deze maanden, bedenke, dat er geen onreine
taal, noch enige overtreding, noch enige twist gedurende de bedevaart mag zijn.
En wat gij ook aan goeds doet, Allah weet het. En rust u uit met het nodige,
maar de beste uitrusting is godsvrucht. En vreest Mij alleen, o mensen van
begrip.
198. Het is voor u geen zonde, wanneer gij de
overvloed van uw Heer zoekt. Maar, wanneer gij van (de berg ) Arafaat weggaat,
gedenkt dan Allah te het Sacrale Monument en gedenkt Hem, omdat Hij u heeft
geleid, terwijl gij voordien tot de dwalenden behoordet.
199. Gaat dan voort, vanwaar het volk voortgaat en
zoekt vergiffenis van Allah; Voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Genadevol.
200. En wanneer gij uw wijdingen hebt verricht,
gedenkt dan Allah, zoals gij uw vaderen gedenkt en zelfs meer dan dat. En er
zijn mensen, die zeggen: "Onze Heer, schenk ons (veel) in deze
wereld", maar voor hen is er geen aandeel in het Hiernamaals.
|