51 - 100
51. Hebt gij degenen niet waargenomen aan wie een
gedeelte van het Boek was gegeven? Zij geloven in afgoden en duivelen en zeggen
van de ongelovigen: "Dezen zijn beter geleid op het pad dan de
gelovigen."
52. Dezen zijn degenen die Allah heeft vervloekt en
die Allah vervloekt voor hen zult gij geen helper vinden.
53. Hadden zij een aandeel in het koninkrijk dan
zouden zij de mensen zelfs het geringste onthouden.
54. Of benijden zij de mensen om hetgeen Allah hun
vanuit Zijn overvloed heeft gegeven? Waarlijk, Wij gaven aan de kinderen van
Abraham het Boek en de Wijsheid en Wij gaven hun ook een groot koninkrijk.
55. En sommigen hunner geloofden er in en sommigen
hunner weerhielden anderen er van te (geloven). De hel, met het laaiende vuur
is toereikend (voor hen).
56. Gewis, degenen die Onze tekenen verwerpen zullen
Wij weldra het Vuur doen binnengaan. Wij zullen hen telkens, wanneer hun huiden
zijn verbrand, andere huiden er voor in de plaats geven; opdat zij de straf ten
volle zullen ondergaan. Waarlijk, Allah is Almachtig, Alwijs.
57. En degenen, die geloven en goede daden
verrichten, zullen Wij tuinen doen binnengaan waar doorheen rivieren stromen om
er eeuwig te vertoeven, daarin zullen zij reine metgezellen hebben en Wij
zullen hen door schaduw omringen.
58. Voorwaar, Allah gebiedt u het u toevertrouwde
over te geven aan hen die er recht op hebben en dat, wanneer gij tussen mensen
richt, gij rechtvaardig handelt. En waarlijk, voortreffelijk is datgene,
waartoe Allah u maant. Voorzeker, Allah is de Alhorende, de Alziende.
59. O, gij die gelooft, gehoorzaamt Allah en Zijn
boodschapper en degenen, die onder u gezag hebben. En indien gij over iets
twist, verwijst het naar Allah en Zijn boodschapper, als gij gelooft in Allah
en de laatste Dag. Dit is beter en uiteindelijk het beste.
60. Kent gij niet degenen, die beweren dat zij
geloven in hetgeen u is geopenbaard en hetgeen vóór u is geopenbaard? Zij
wensen recht te zoeken bij de opstandigen ofschoon het hun was geboden, dezen
te verwerpen. En Satan wenst hen ver van het rechte pad te doen afdwalen.
61. En wanneer er tot hen wordt gezegd: "Komt
tot hetgeen Allah heeft nedergezonden en tot Zijn boodschapper", ziet gij
dan de huichelaars zich vol afkeer van u afwenden?
62. Hoe kan het dan dat, wanneer een rampspoed over
hen komt door hetgeen zij verdienden, zij zwerend tot u komen: "Bij Allah,
wij beoogden niets dan het goede (te doen) en verzoening?"
63. Allah weet wat in het hart van dezen is. Wend u
daarom van hen af en vermaan hen en spreek tot hen een doeltreffend woord ten
bate van henzelf.
64. Wij zenden geen boodschapper of hij moet worden
gehoorzaamd volgens Allah's gebod. Als zij tot u waren gekomen, toen zij hun
ziel onrecht hadden aangedaan en Allah om vergiffenis hadden gevraagd en de
boodschapper ook om vergiffenis voor hen had gevraagd, zouden zij Allah
voorzeker Berouwaanvaardend, Genadevol hebben bevonden.
65. Maar neen, bij uw Heer, zij zullen geen
gelovigen zijn, voordat zij u (profeet) tot rechter maken over al hun
geschillen en in hun hart geen aarzeling vinden aangaande hetgeen gij oordeelt
en zij zich geheel en al onderwerpen.
66. En indien Wij hun hadden geboden: "Wijdt u
ten dode" of: "verlaat uw huizen" zouden zij het met
uitzondering van weinigen hunner niet hebben gedaan en indien zij hetgeen hun
gemaand was te doen, hadden gedaan, zou het voor hen zeker goed zijn geweest en
het, beste ter versterking (van hun geloof).
67. En Wij zouden hun gewis een grote beloning van
Ons hebben gegeven.
68. En Wij zouden hen zeker op het rechte pad hebben
geleid.
69. En wie aldus Allah en deze boodschapper
gehoorzaamt, zal zijn onder degenen wie Allah Zijn zegeningen heeft geschonken,
namelijk, de profeten, de waarachtigen, de getuigen (martelaars) en de goeden
en dezen zijn uitstekende metgezellen.
70. Dit is de genade van Allah en Allah is
toereikend als de Alwetende.
71. O, gij die gelooft, neemt uw voorzorgsmaatregelen,
rukt dan op in afzonderlijke groepen of allen tezamen.
72. En onder u is hij, die achter blijft en als u
een rampspoed overkomt, zegt hij: "Waarlijk, Allah is mij genadig geweest
omdat ik niet bij hen tegenwoordig was."
73. Maar als een genade van Allah tot u komt, zegt
hij - alsof er geen vriendschap tussen u en hem bestond - "Ware ik bij hen
geweest, dan zou ik inderdaad een groot voordeel hebben bereikt."
74. Laten derhalve zij, die hun tegenwoordig leven
voor het leven in het Hiernamaals willen offeren, voor de zaak van Allah
strijden. En wie voor de zaak van Allah strijdt, hetzij hij gedood wordt of
overwint, weldra zullen Wij hem een grote beloning geven.
75. En waarom strijdt gij niet voor de zaak van
Allah en voor de zwakken -- mannen, vrouwen en kinderen - die zeggen:
"Onze Heer, neem ons uit deze stad waarvan de bewoners onderdrukkers zijn
en schenk ons een vriend en een helper uwerzijds.
76. Zij die geloven, strijden voor de zaak van
Allah, maar de ongelovigen strijden voor de zaak van de boze. Strijdt daarom
tegen de vrienden van Satan; voorzeker, Satan's plan is zwak.
77. Ziet gij niet degenen, tot wie gezegd werd:
"Weerhoudt uw handen, houdt het gebed en betaalt de Zakaat? " En
wanneer het strijden hun is voorgeschreven, ziet, een deel hunner vreest de
mensen zoals men Allah behoort te vrezen, of zelfs nog erger en zij zeggen:
"Onze Heer, waarom hebt Gij ons het strijden voorgeschreven? Waarom hebt
Gij ons niet voor een korte tijd uitstel verleend?" Zeg: "Het
voordeel van deze wereld is gering en het Hiernamaals zal beter zijn voor hem
die Allah vreest. En u zal niet het minste onrecht worden aangedaan.
78. Waar gij ook zijt, de dood zal u achterhalen,
zelfs al waart gij in sterk gebouwde torens. En als hen iets goeds overkomt
zeggen zij: "Dit komt van Allah" en als hen iets kwaads overkomt
zeggen zij: "Dit komt van u" (van de profeet). Zeg: "Alles komt van
Allah". Wat scheelt deze mensen, dat zij het woord niet willen begrijpen?
79. Welk goed ook tot u komt, dat komt van Allah en
welk kwaad u overkomt, komt door uzelf. En wij hebben u als boodschapper tot de
mensheid gezonden; Allah is als Getuige toereikend.
80. Wie de boodschapper gehoorzaamt, gehoorzaamt
inderdaad Allah en wie zich afkeert - tot hen hebben wij u niet als bewaker
gezonden.
81. En zij zeggen: "Gehoorzaamheid", maar
wanneer zij van u weggaan, smeedt een deel hunner plannen in de nacht tegen
hetgeen gij hebt gezegd. Allah tekent op, al hetgeen zij beramen gedurende de
nacht. Wend u dus van hen af en stelt uw vertrouwen in Allah alleen. Allah is
toereikend als Voogd.
82. Denken zij dan niet na over de Koran? Was deze
van iemand anders dan van Allah dan hadden zij zeker menige tegenstrijdigheid
daarin ontdekt.
83. En als er enig nieuws tot hen komt, hetzij over
vrede of over vrees, verspreiden zij het en indien zij het naar de boodschapper
hadden verwezen en naar hun gezaghebbers dan zouden degenen, die het konden
verwerken, het zeker hebben begrepen. En ware Allah's genade en Zijn
barmhartigheid niet over u, dan zoudt gij zeker met uitzondering van enkelen,
Satan hebben gevolgd.
84. Strijd daarom voor de zaak van Allah - slechts
gij wordt verantwoordelijk gesteld - en spoor de gelovigen aan. Het kan zijn,
dat Allah de macht der ongelovigen zal beteugelen en Allah is sterker in macht
en streng in het opleggen van straf.
85. Wie het goede bijvalt, zal er aandeel aan hebben
en wie het kwade bijvalt zal er een gelijk aandeel aan hebben; En Aliah houdt
toezicht over alles.
86. En wanneer gij met een groet wordt begroet,
groet dan terug met een betere groet, of geeft deze althans terug. Voorzeker,
Allah houdt rekening met alle dingen.
87. Allah! Er is geen God, dan Hij. Hij zal u zeker
bijeenroepen op de Dag der Opstanding, waaromtrent geen twijfel is. En wie is
waarachtiger in Zijn woord, dan Allah?
88. Waarom zijt gij betreffende de huichelaars (in)
twee partijen (verdeeld)? Allah heeft hen neergeslagen wegens hetgeen zij
verdienden. Wenst gij hen te leiden, die Allah te gronde deed gaan? En voor
hen, die Allah doet dwalen, zult gij geen uitweg vinden.
89. Zij wensen dat gij verwerpt, evenals zij hebben
verworpen, zodat gij aan hen gelijk zult worden. Neemt derhalve geen vrienden
uit hun midden totdat zij voor de zaak van Allah werken. En indien zij tot
vijandschap vervallen, grijpt hen dan en doodt hen waar gij hen ook vindt; en
neemt vriend noch helper uit hun midden.
90. Behalve degenen die tot een volk behoren waarmee
gij een verbond gesloten hebt, of zij die tot u komen terwijl hun hart zich
verzet u te bestrijden of hun eigen volk aan te vallen. En indien Allah wilde,
zou Hij hun macht tegen u hebben gegeven; dan zouden zij zeker tegen u hebben
gevochten. Dus, als zij zich van u op een afstand houden en u niet bestrijden
en u vrede aanbieden - heeft Allah u niet toegestaan iets tegen hen te
ondernemen.
91. Gij zult anderen vinden die veilig bij u willen
zijn en bij hun eigen volk; telkens wanneer zij tot vijandigheid worden
opgeroepen, doen zij blindelings mee. Als zij zich derhalve niet op een afstand
van u houden, noch u vrede aanbieden, noch hun handen terughouden, grijpt hen
dan aan en doodt hen waar gij hen ook vindt. Tegen dezen hebben Wij u duidelijk
gezag gegeven.
92. Het betaamt een gelovige niet, een andere
gelovige te doden, tenzij dit bij vergissing gebeurt. En wie een gelovige bij
vergissing doodt moet een gelovige slaaf bevrijden en bloedgeld betalen ter
overhandiging aan de erfgenamen, tenzij deze het uit liefdadigheid
kwijtschelden. Maar indien hij (de gedode) tot een u vijandig gezind volk
behoort en een gelovige is, dan moet (de overtreder) een gelovige slaaf
bevrijden en als hij van een volk is waarmede gij een verbond hebt, dan moet een
bloedgeld aan zijn familie worden betaald en een gelovige slaaf worden bevrijd.
Maar wie er geen vindt, moet twee maanden achtereenvolgens vasten - een boete
van Allah. En Allah is Alwetend, Alwijs.
93. En wie een gelovige opzettelijk doodt, zijn
vergelding zal de hel zijn; daarin zal hij vertoeven. Allah's toorn is op hem;
Hij heeft hem vervloekt en zal hem een grote straf bereiden.
94. O, gij die gelooft, wanneer gij voor Allah's
zaak oprukt, onderzoekt dan en zegt niet tegen iemand die u met de vredesgroet
begroet: "Gij zijt geen gelovige". Zoekt gij de goederen van dit
leven? Bij Allah zijn goede dingen in overvloed. Zo waart gij voordien maar
Allah bewees u Zijn gunst; stelt daaromtrent een nauwkeurig onderzoek in. Voorzeker,
Allah weet, wat gij doet.
95. Diegenen der gelovigen die niets doen, met
uitzondering der onbekwamen, zijn niet gelijk aan degenen die met hun
rijkdommen en hun persoon terwille van Allah strijden. Allah heeft degenen, die
met hun rijkdommen en hun persoon strijden doen uitmunten boven de rustenden en
aan ieder heeft Allah het goede beloofd. Allah zal de strijders boven de
stilzittenden doen uitblinken door een grote beloning,
96. nl. in graden, ook van vergiffenis en
barmhartigheid. En Allah is Vergevensgezind, Genadevol.
97. Voorwaar de engelen zullen tot hen die ze doen
sterven, terwijl dezen hun eigen ziel onrecht aandoen, zeggen: "In welke
toestand waart gij?" Zij zullen antwoorden: "Wij waren in het land
machteloos." Zij (de engelen) zullen echter zeggen: "Was Allah's
aarde u niet groot genoeg om daarop te verhuizen?" Zij zijn het, wier
tehuis de hel zal zijn en dat is een kwade bestemming.
98. Met uitzondering van de zwakken onder de mannen
en vrouwen en kinderen, die geen middelen tot en beschikking hebben, noch een
weg kunnen vinden.
99. Dezen zijn het, wie Allah moge vergeven, want
Allah is de Inschikkelijke, de Vergevensgezinde.
100. Wie terwille van Allah vlucht, zal op aarde
toevluchtsoorden en overvloed vinden. En wie van zijn huis weggaat, zijn land
verlatend terwille van Allah en Zijn boodschapper en de dood achterhaalt hem -
zijn beloning bij Allah staat vast; Allah is Vergevensgezind, Genadevol.
|