1 - 50
1. Alle lof komt Allah toe, Die de hemelen en de aarde
schiep en de duisternis en het licht deed ontstaan; toch stellen de ongelovigen
gelijken naast hun Heer.
2. Hij is het, Die u uit klei schiep en daarna een
termijn bepaalde. De vastgestelde termijn is bij Hem. Toch twijfelt gij.
3. En Hij is Allah in de hemelen en op aarde. Hij
kent uw innerlijk en uw uiterlijk en Hij weet, wat gij verdient.
4. En er komt van de tekenen van hun Heer geen teken
tot hen of zij wenden zich er van af.
5. Zij hebben de waarheid verloochend toen deze tot
hen kwam, maar de tijdingen waarover zij spotten zullen hen weldra bereiken.
6. Zien zij niet, hoeveel geslachten Wij vóór hen
hebben vernietigd? Wij hadden hun zulke macht op de aarde gegeven als Wij u
niet hebben geschonken en Wij zonden wolken over hen die regelmatig regen deden
neerstromen en Wij deden rivieren onder hen vloeien; daarna vernietigden Wij
hen vanwege hun zonden en deden een ander geslacht na hen ontstaan.
7. En al hadden Wij u een boek op perkament
nedergezonden en al hadden zij het met hun handen betast, zouden de ongelovigen
toch hebben gezegd: "Dit is niets dan klaarblijkelijke tovenarij."
8. Zij zeggen: "Waarom is er geen engel tot hem
(de Profeet) nedergezonden?" En indien Wij een engel zenden dan wordt de
zaak afgedaan en er wordt hun geen uitstel gegeven.
9. En als Wij een engel hadden aangesteld, zouden
Wij hem als mens hebben doen voorkomen en zo zouden Wij hetgeen zij verwarren,
voor hen nog verwarder hebben gemaakt.
10. En voorzeker de boodschappers vóór u werden ook
bespot, zo trof diegenen die bespotten, de straf voor hetgeen zij bespotten.
11. Zeg: "Gaat op aarde rond en ziet, wat het
einde was der loochenaars."
12. Zeg: "Aan wie behoort hetgeen in de hemelen
en op aarde is?" Zeg: "Aan Allah." Hij heeft het op Zich
genomen, barmhartigheid te tonen. Voorzeker Hij zal u op de Dag der Opstanding
verzamelen, daaraan is geen twijfel. Zij, die hun zielen hebben tekort gedaan,
geloven niet.
13. Aan Hem behoort wat in nacht en dag bestaat. En
Hij is de Alhorende, Alwetende.
14. Zeg: "Zal ik een andere Beschermer nemen,
dan Allah, de Schepper der hemelen en der aarde, Die voedt en niet wordt
gevoed?" Zeg: "Het is mij bevolen, de eerste te zijn die zich
onderwerpt." En behoort niet tot de afgodendienaren.
15. Zeg: "Ik vrees, als ik mijn Heer niet
gehoorzaam, de straf van de grote Dag."
16. Van wie deze straf op die Dag is afgewend, Allah
heeft hem inderdaad barmhartigheid betoond. En dat is een klaarblijkelijke
overwinning.
17. En als Allah u door schade treft, is er niemand
die dit kan afwenden dan Hij; en als Hij u met weldaad omringt - Hij heeft
macht over alle dingen.
18. Hij is de Oppermachtige over Zijn dienaren en
Hij is de Alwijze, en van alles op de hoogte.
19. Zeg: "Wie is het gewichtigst als
getuige?" Zeg: "Allah is getuige tussen u en mij. En deze Koran is
mij geopenbaard, opdat ik u en wie hij bereikt, moge waarschuwen. Getuigt gij
werkelijk dat er andere goden buiten Allah zijn?" Zeg: "Ik getuig
niet." Zeg: "Hij is de ene God en ik heb niets uitstaande met datgene
wat gij met Hem vereenzelvigt."
20. Degenen, wie Wij het Boek gaven, erkennen hem
(de Profeet), zoals zij hun kinderen erkennen. Maar zij, die hun ziel hebben tekort
gedaan, willen niet geloven.
21. En wie is onrechtvaardiger dan hij, die een
leugen tegen Allah uitdenkt of Zijn tekenen verloochent? Voorzeker, de
onrechtvaardigen zullen niet slagen.
22. (Gedenk) de Dag, waarop Wij hen allen zullen
verzamelen, dan zullen Wij zeggen tot degenen, die afgoderij pleegden:
"Waar zijn uw mededingers, die gij beweerdet (te bezitten)?"
23. Dan zal hun antwoord niet anders zijn dan dat
zij zeggen: "Bij Allah, onze Heer; wij waren geen afgodendienaren."
24. Zie, hoe zij tegen zichzelven liegen en hoe
hetgeen zij plachten te verzinnen voor hen verloren is gegaan.
25. Er zijn sommigen hunner, die naar u luisteren,
maar Wij hebben sluiers om hun hart gelegd en hun oren verstopt, zodat zij niet
begrijpen. En al zagen zij elk teken, zouden zij er toch niet in geloven;
wanneer zij tot u komen redetwisten zij met u, en de ongelovigen zeggen:
"Dit zijn niets dan fabelen der ouden."
26. En zij verbieden (anderen) en blijven er zelt
verre van. En zij deren niemand dan zichzelven, zij bemerken het echter niet.
27. En als gij het slechts zoudt kunnen zien,
wanneer zij voor het Vuur zullen worden gebracht! Zij zullen dan zeggen:
"O, mochten wij slechts worden teruggezonden, dan zouden wij de tekenen
van onze Heer niet meer verloochenen en wij zouden tot de gelovigen
behoren."
28. Neen, hetgeen zij voorheen plachten te verbergen
is hun duidelijk geworden. En als zij zouden worden teruggezonden zoudden zij
gewis tot hetgeen hen was verboden terugkeren; Voorzeker zij zijn leugenaars.
29. En zij zeggen: "Er is niets dan ons leven
van deze wereld en wij kunnen niet worden opgewekt."
30. En wanneer gij het slechts zoudt kunnen zien,
wanneer zij voor hun Heer zullen worden gebracht, zal Hij zeggen: "Is dit
niet de waarheid?" Zij zullen antwoorden: "Ja zeker, bij onze
Heer." Hij zal zeggen: "Ondergaat dan de straf, omdat gij placht te
verwerpen."
31. Voorzeker, zij, die de ontmoeting met Allah
verloochenen, benadelen zich, totdat het uur onverwachts over hen komt, en zij
zullen zeggen: "O, wij hebben wroeging, vanwege onze tekortkoming
hierin." En zij zullen hun lasten op hun ruggen dragen. Ziet toe, wat zij
dragen is zeker slecht.
32. Het wereldse leven is niets dan een spel en een
ijdel vermaak. Doch voor degenen die God vrezen, is het tehuis van het
Hiernamaals beter. Wilt gij dan niet begrijpen?
33. Wij weten zeer goed dat hetgeen zij zeggen u
verdriet doet, doch zij verloochenen u (profeet) niet, maar het zijn de tekenen
van Allah die de boosdoeners verwerpen.
34. Gewis, de boodschappers vóór u werden ook
verloochend en gekweld, niettemin bleven zij geduldig in datgene, waarvoor zij
waren verloochend; totdat onze hulp tot hen kwam. Er is niemand die de woorden
van Allah kan veranderen. En er zijn reeds tijdingen omtrent die boodschappers
tot u gekomen.
35. En als hun afkeer u onverdraaglijk is, breng hun
dan een teken, indien gij een opening in de aarde of een ladder naar de hemelen
kunt vinden. En indian Allah wilde zou Hij hen zeker onder één leiding hebben
verzameld. Behoor dus niet tot de onwetenden.
36. Alleen degenen die luisteren, kunnen aannemen.
De doden zal Allah opwekken en dan zullen zij tot Hem worden teruggebracht.
37. En zij zeggen: "Waarom is er over hem geen
teken van zijn Heer nedergezonden?" Zeg: "Voorzeker, Allah heeft de
macht om een teken neder te zenden." Maar de meesten hunner beseffen het
niet.
38. En er is geen beest dat op de aarde kruipt, noch
een vogel die op zijn vleugels vliegt, of zij vormen gemeenschappen, zoals gij.
Wij hebben niets uit het Boek weggelaten. Dan zullen zij tot hun Heer tezamen
worden gebracht.
39. Zij, die Onze tekenen verloochenen, zijn doof en
stom, in de duisternis. Allah laat wie Hij wil dwalen en Hij plaatst op het rechte
pad wie Hij wil.
40. Zeg: "Wat denkt gij? Als de straf van
Allah, of het uur over u komt, zult gij dan iemand anders aanroepen, dan Allah,
als gij waarachtig zijt?"
41. "Neen, Hem alleen zult gij aanroepen; dan
zal Hij datgene verwijderen waarvoor gij Hem aanroept als Hij dat wil en gij
zult uw afgoderij vergeten.
42. Wij zonden inderdaad tot de volkeren die vóór u
waren, (een profeet) toen troffen Wij hen (die volkeren) met armoede en tegenspoed
opdat zij zich mochten verootmoedigen.
43. Waarom verootmoedigden zij zich niet toen Onze
straf over hen kwam? Maar hun hart was verhard en Satan deed hun schoon
schijnen al hetgeen zij verrichtten.
44. Toen zij dan hetgeen waarvoor zij waren
gewaarschuwd vergaten, openden Wij hun de poorten van alle dingen (der wereld)
totdat zij verheugd werden over hetgeen hun was gegeven, dan grepen Wij hen
onverwachts aan en zie, zij werden wanhopig.
45. Zo werd de levensader van de mensen, die slecht
handelden, afgesneden. Alle lof komt Allah toe, de Heer der Werelden.
46. Zeg: "Wat denkt gij? Als Allah uw gehoor en
gezicht zou wegnemen en uw hart zou verzegelen, wie is dan God buiten Allah die
het u kon teruggeven? Zie, hoe Wij de tekenen verklaren, toch wenden Zij zich
af.
47. Zeg: "Wat denkt gij? Als de straf van Allah
onverwachts of openlijk tot u komt, zal iemand anders dan het onrechtvaardige
volk vernietigd worden?"
48. Wij zenden de boodschappers alleen als dragers
van blijde tijding en als waarschuwers. Over degenen, die geloven en zich
verbeteren, zal geen vrees komen noch zullen zij treuren.
49. En degenen, die Onze tekenen verloochenen, hen
zal straf raken, omdat zij niet gehoorzaam waren.
50. Zeg: "Ik zeg niet tot u, dat ik de schatten
van Allah bezit, noch dat ik het onzienlijke ken, noch zeg ik tot u: 'Ik ben
een engel'; ik volg slechts hetgeen mij wordt geopenbaard." Zeg:
"Kunnen de blinde en de ziende gelijk zijn? Wilt gij dan niet
nadenken?"
|