1 - 50
1. Zij vragen u omtrent de oorlogsbuit. Antwoord: "De
oorlogsbuit behoort aan Allah en de boodschapper. Vreest daarom Allah en regelt
(uw geschillen) onderling inschikkelijk en gehoorzaamt Allah en Zijn
boodschapper als gij gelovigen zijt."
2. Ware gelovigen zijn slechts degenen wier hart vol
vrees klopt, wanneer de naam van Allah wordt genoemd en wanneer Zijn tekenen
hun worden voorgelezen, doet dit hen in geloof toenemen en op hun Heer
vertrouwen.
3. Die het gebed houden en van hetgeen, waarmede Wij
hen hebben voorzien, mededelen,
4. Dezen zijn de ware gelovigen. Voor hen zijn
graden bij hun Heer, vergiffenis en een waardige voorziening.
5. Toen uw Heer u in waarheid van uw huis deed
weggaan, was een gedeelte van de gelovigen er afkerig van.
6. Zij redetwistten met u over de waarheid nadat
deze was bekend gemaakt alsof zij zienderogen tot de dood werden gedreven.
7. En toen Allah u één der twee partijen beloofde
dat zij de uwe zou zijn, wenstet gij, dat de partij zonder wapenen de uwe zou
worden, maar Allah wilde door Zijn Woorden de waarheid bevestigen en de
levenswortel der ongelovigen afsnijden.
8. Opdat Hij de waarheid mocht bevestigen en de
leugen teniet mocht doen, ofschoon de schuldigen er afkerig van zijn.
9. Toen gij de hulp van uw Heer afsmeektet en Hij u
antwoordde: "Ik zal u met duizend engelen helpen die elkander
opvolgen."
10. Allah gaf het slechts als verblijdend nieuws en
opdat uw hart daardoor mocht worden gerustgesteld. Want hulp komt alleen van Allah;
voorzeker, Allah is Almachtig, Alwijs.
11. Toen Hij slaap over u deed komen als beveiliging
van Hem en water van de wolken over u nederzond, opdat Hij u daardoor mocht
reinigen en het vuil van Satan van u mocht verwijderen en opdat Hij uw hart
mocht sterken en u mocht doen volhouden.
12. Toen uw Heer aan de engelen openbaarde: "Ik
ben met u; versterkt de gelovigen. Ik boezem ontzag in de harten der
ongelovigen. Slaat daarom hun hoofd af en slaat alle toppen van hun vingers
af."
13. Dit is, omdat zij zich tegen Allah en Zijn
boodschapper hebben verzet. En wie tegen Allah en Zijn boodschapper strijdt,
(wete) Allah is voorzeker streng in vergelding.
14. Dat is (uw straf), ondergaat haar daarom en weet
dat er voor de ongelovigen de straf van het Vuur is.
15. O, gij die gelooft, wanneer gij degenen die niet
geloven, op u af ziet komen wendt hun dan niet uw rug toe.
16. En wie op die dag zijn rug toekeert, tenzij hij
voor het gevecht manoeuvreert of om plaats te nemen bij een andere groep, doet
inderdaad de toorn van Allah over zich komen en de hel zal zijn tehuis zijn en
dat is een slechte verblijfplaats.
17. Gij dooddet hen niet, doch Allah was het, Die
hen doodde. En gij wierpt niet toen gij wierpt, maar Allah was het die wierp,
opdat Hij de gelovigen een grote gunst van Zich mocht bewijzen. Voorzeker,
Allah is Alhorend, Alwetend.
18. Dit (geschiedde) en voorzeker is Allah degene,
Die het plan van de ongelovigen verijdelt.
19. Als gij een oordeel zoekt, dan is het oordeel
reeds tot u gekomen. En als gij ophoudt, zal het beter voor u zijn, maar als gij
terugkeert, zullen Wij ook terugkeren. En uw partij zal u in het geheel niet
baten hoe talrijk zij ook moge zijn en Allah is voorzeker met de gelovigen.
20. O, gij die gelooft, gehoorzaamt Allah en Zijn
boodschapper en wendt u niet van hem af, terwijl gij hoort.
21. En weest niet zoals degenen, die zeggen:
"Wij horen," maar zij horen niet.
22. Voorzeker, erger dan de beesten zijn in de ogen
van Allah de doven en de stommen die niet willen begrijpen.
23. Als Allah enig goed in hen had ontdekt, zou Hij
hen voorzeker hebben doen horen. En als Hij hen zou hebben laten horen hadden
zij zich in afkerigheid afgewend.
24. O, gij die gelooft, geeft gehoor aan Allah en de
boodschapper wanneer Hij u roept, opdat Hij u leven moge geven en weet, dat
Allah tussen een man en zijn hart komt en dat Hij het is tot Wie gij zult
worden vergaderd.
25. En behoedt u voor het onheil, dat niet alleen
degenen, die onder u kwaad doen zal treffen. En weet, dat Allah streng is in
het straffen.
26. En gedenkt, toen gij weinigen waart en zwak werd
geacht in het land en toen gij vreesdet, dat de mensen u weg zouden voeren, hoe
Hij u beschermde en sterkte met Zijn hulp en u voorzag van goede dingen, opdat
gij dankbaar mocht zijn.
27. O, gij die gelooft, weest Allah en de
boodschapper niet ontrouw en weest niet ontrouw aan het u toevertrouwde tegen
beter weten in.
28. En weet, dat uw bezittingen en uw kinderen
slechts een beproeving zijn en dat voorzeker bij Allah een grote beloning is.
29. O, gij die gelooft, als gij Allah vreest zal Hij
u een onderscheiding verlenen en uw tekortkomingen voor u bedekken en u vergeven;
Allah is Heer van grote Genade.
30. Toen smeedden de ongelovigen tegan u plannen,
opdat zij u gevangen mochten nemen of doden of verbannen. En zij maakten
plannen en Allah maakte plannen en Allah is het best in staat plannen te verijdelen.
31. En wanneer Onze verzen worden voorgelezen aan
hen, zeggen zij: "Wij hebben het gehoord. Als wij willen kunnen wij gewis
iets dergelijks uiten. Dit zijn niets dan fabelen der ouden."
32. En toen zij zeiden: "O Allah, als dit
inderdaad de waarheid van U is, doe dan stenen uit de hemel over ons regenen of
geef ons een (andere) smartelijke straf."
33. Maar Allah zal hen niet straffen zolang gij
onder hen zijt noch zal Allah hen straffen indien zij om vergiffenis vragen.
34. Waarom zal Allah hen niet straffen, wanneer zij
de mensen beletten de heilige moskee binnen te gaan en er geen bewakers van
zijn? De bewakers er van zijn alleen de godvruchtigen, maar de meesten hunner
beseffen het niet.
35. En hun gebed in het Huis (de Kaaba) is niet
anders dan fluiten en klappen in de handen. "Ondergaat daarom de straf
omdat gij placht te verwerpen."
36. Voorzeker, de ongelovigen besteden hun
rijkdommen om anderen van de weg van Allah af te leiden. Zij zullen doorgaan ze
te verspillen maar daarna zullen zij spijt hebben en worden overwonnen. En zij
die verwerpen zullen in de hel worden verzameld.
37. Zodat Allah de bozen van de goeden moge scheiden
en de bozen bij elkander moge drijven en hen allen tezamen moge ophopen en hen
dan in de hel moge werpen. Dit zijn de verliezers.
38. Zeg tot degenen die niet geloven, dat als zij
ophouden (u te vervolgen), hetgeen voorby is hen zal worden vergeven en indien
zij er weer in vervallen, voorwaar, dan is er akeeds het voorbeeld van vroegere
volkeren.
39. En bestrijdt hen totdat er geen vervolging is en
de godsdienst geheel voor Allah wordt. Maar als zij ophouden dan ziet Allah
voorzeker hetgeen zij doen.
40. En als zij terugvallen weet dan, dat Allah uw
Beschermer is, een uitstekende Beschermer en een uitstekende Helper.
41. En weet, dat wat gij ook als buit neemt, er een
vijfde van voor Allah, de boodschapper, de verwanten, de wezen, de armen en de
reiziger is, - indien gij in Allah gelooft en in hetgeen Wij aan Onze dienaar
op de dag der onderscheiding nederzonden, de dag waarop de twee legers elkander
ontmoetten. En Allah heeft macht over alle dingen.
42. Toen gij op de nabijzijnde kant waart en zij
zich op de andere zijde bevonden en de karavaan beneden u was; en indien gij
een onderlinge afspraak hadt gemaakt, zoudt gij ten opzichte van die afspraak
zeker (van mening) hebben verschild. Maar (dit gebeurde) zodat Allah hetgeen
gedaan moest worden tot stand zou brengen, zodat hij die zou omkomen door een
duidelijk teken zou sterven en dat hij die zou leven door een even duidelijk
teken zou blijven leven. En voorzeker, Allah is Alhorend, Alwetend.
43. Gedenk de tijd toen Allah hen (de vijanden) in
uw ogen als weinigen toonde; had Hij hen u als velen getoond, dan zoudt gij
voorzeker hebben geweifeld en met elkander over de zaak getwist; maar Allah
bewaarde u; voorzeker, Hij heeft volle kennis over hetgeen in het innerlijk is.
44. En toen Hij hen in de tijd van uw ontmoeting als
weinigen in uw ogen deed voorkomen en u als weinigen in hun ogen deed
voorkomen, zodat Allah hetgeen gedaan moest worden tot stand mocht brengen. En
tot Allah worden alle dingen teruggebracht.
45. O, gij die gelooft, blijft standvastig wanneer
gij een leger (van ongelovigen) ontmoet en gedenkt Allah vaak, opdat gij moogt
slagen.
46. En gehoorzaamt Allah en Zijn boodschapper en
redetwist niet met elkander, anders zult gij laf worden en uw kracht zal
vergaan. En weest geduldig, voorzeker Allah is met de geduldigen.
47. En weest niet zoals degenen die pochend uit hun
huizen kwamen om door de mensen te worden gezien en om anderen van het pad van
Allah af te leiden; en Allah omvat al hetgeen zij doen.
48. Toen deed Satan hun hun daden schoon schijnen en
zeide: "Niemand onder de mensen zal deze dag de overhand over u hebben
want ik ben uw metgezel." Maar toen de twee legers elkander in het zicht
kwamen, wendde hij zich af en zeide: "Voorzeker, ik heb niets met u
uitstaande, waarlijk, ik zie wat gij niet ziet, ik vrees Allah en Allah is streng
in het straffen."
49. Toen de huichelaars en degenen in wier hart een
ziekte is, zeiden: "Hun (Moslims) geloof heeft dezen bedrogen." Maar
wie zijn vertrouwen in Allah legt: voorzeker Allah is Almachtig, Alwijs.
50. O, hadt gij het slechts kunnen zien, wanneer de
engelen de ziel der ongelovigen wegnemen, hun gezicht en hun rug treffende:
"Ondergaat de straf van het branden.
|