Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library |
Koran IntraText CT - Text |
|
|
51 - 100 51. Hij (Pharao) zeide: "Hoe staat het met vroegere geslachten?" 52. "De kennis daarvan is bij mijn Heer in een Boek. Mijn Heer dwaalt, noch vergeet," zeide Mozes. 53. Hij is het Die u de aarde heeft gegeven tot een wieg en wegen voor u heeft doen ontstaan en Die regen doet nederdalen uit de hemel, waardoor Hij allerlei planten voortbrengt. 54. (Zeggende): "eet hiervan en weidt uw vee." Voorwaar, hierin liggen tekenen voor degenen die verstand bezitten. 55. Uit de aarde hebben Wij u geschapen en daarin zullen Wij u doen terugkeren en daaruit zullen Wij u weer opwekken." 56. En Wij toonden (Pharao) Onze tekenen, doch hij loochende deze en weigerde deze (te geloven). 57. Hij zeide: "Zijt gij tot mij gekomen, o Mozes, om ons door uw toverkunst uit ons land te verdrijven?" 58. "Voorzeker, wij zullen gelijkwaardige toverkunst tegenover (de uwe) stellen; maak derhalve een afspraak met ons die wij noch gij zullen verzuimen na te komen op een plaats (voor beiden) gelijk." 59. Hij zeide: "Uw afspraak zal plaats vinden op de dag van het feest en laat het volk bijeenkomen in de voormiddag." 60. Daarop trok Pharao zich terug en stelde zijn plan vast en kwam vervolgens (op de bijeenkomst). 61. Mozes zeide tot hen: "Wee u; verzint geen leugen over Allah, anders zal Hij u door een kastijding verdelgen. Hij die een leugen verzint, slaagt nimmer." 62. Vervolgens redetwistten zij (de tegenstanders) onder elkander over hun aangelegenheden en pleegden geheim overleg. 63. Zij zeiden: "Deze twee zijn zeker tovenaars die u met behulp van hun toverkunst uit uw land wensen te verdrijven en uw schone kultuur te vernietigen." 64. "Beraamt derhalve uw plan en treedt dan eensgezind naar voren. En voorwaar hij die op deze dag zegeviert, zal zeker slagen." 65. Zij zeiden: "O Mozes, werpt gij, of zullen wij de eersten zijn om te werpen?" 66. Hij zeide: "Neen, werpt gij." Dan ziet, het scheen hem wegens hun toverkunst toe, dat hun koorden en staven zich voortbewogen. 67. En Mozes sloeg de angst om het hart. 68. Wij zeiden: "Vrees niet, want gij zijt de overwinnaar." 69. "Werp hetgeen in uw rechter hand is; het zal wat zij hebben voortgebracht verslinden, want hetgeen zij hebben gemaakt is slechts toverkunst. En een tovenaar slaagt nooit waar hij ook moge komen." 70. En de tovenaars werden plat ter aarde geworpen, zich nederbuigend. Zij zeiden: "Wij geloven in de Heer van Aäron en Mozes." 71. Pharao zeide tot hen: "Gelooft gij in Hem eer ik u daartoe verlof geef? Hij moet uw meester zijn die u in de toverkunst heeft onderwezen. Daarom zal ik uw handen en voeten aan de tegenovergestelde kant afhakken en ik zal u voorzeker aan de stammen van palmbomen kruisigen; en gij zult met zekerheid weten wie van ons gestrenger en langduriger is in het straffen." 72. Zij zeiden: "In geen geval zullen wij u verkiezen boven de duidelijke tekenen die tot ons zijn gekomen, en boven Hem Die ons geschapen heeft. Doet derhalve wat gij wilt; gij kunt alleen over het leven dezer wereld beslissen." 73. "Voorzeker, wij hebben geloofd in onze Heer opdat Hij ons onze zonden en de tovenarij die gij ons hebt gedwongen te bedrijven, moge vergeven. Allah is de Beste, de Bestendigste." 74. Voorwaar hij die tot zijn Heer komt als schuldige, hem wacht de (straf der) hel: hij zal daarin sterven noch leven. 75. Doch die als gelovigen tot Hem komen en goede werken hebben verricht, zullen de hoogste graden der gelukzaligheid ontvangen. 76. Tuinen der eeuwigheid waar doorheen rivieren stromen en waarin zij voor eeuwig zullen vertoeven. En dat is de beloning dergenen die zich louteren. 77. Wij openbaarden Mozes: "Voer Mijn dienaren weg in de nacht en baan voor hen een droge weg door de zee. Gij behoeft niet te vrezen, dat gij zult worden ingehaald, noch zult gij angstig zijn." 78. Alsdan achtervolgde hen Pharao met zijn leger en toen overspoelde de zee hen allen. 79. En Pharao voerde zijn volk op een dwaalspoor, hij leidde hen niet op de rechte weg. 80. "O kinderen van Israël, Wij bevrijdden u van uw vijand en Wij gingen met u een verbond aan, aan de rechter zijde van de Berg (Sinaï) en zonden manna en kwartels op u neder." 81. "Eet van de goede dingen die Wij u hebben verschaft en overtreedt niet hier in, anders zal Mijn toorn op u nederdalen en degene op wie Mijn toorn nederdaalt gaat ten onder." 82. "Maar voorzeker, Ik ben Vergevensgezind jegens hem die berouw heeft en gelooft en het goede doet en het richtsnoer volgt." 83. "En wat heeft u van uw volk haastig doen weggaan, o Mozes?" 84. Hij zeide: "Zij volgen in mijn spoor, en ik heb mij tot U gehaast, Mijn Heer, opdat Gij welbehagen in mij moogt hebben." 85. (Allah) zeide: "Wij hebben uw volk in uw afwezigheid beproefd en Saamiri heeft hen misleid." 86. Mozes keerde daarop verontwaardigd en bedroefd tot zijn volk terug. Hij zeide: "O mijn volk, heeft uw Heer u dan geen schone belofte gedaan? Kwam de vastgestelde tijd u dan te lang voor, of verlangdet gij dat de toorn van uw Heer op u zou nederdalen dat gij uw belofte aan mij hebt gebroken?" 87. Zij antwoordden: "Wij hebben niet uit eigen beweging onze belofte aan u gebroken, doch wij waren belast met een lading sieraden van het volk, derhalve wierpen wij deze weg, en dat heeft Saamiri voorgesteld." 88. Dan maakte deze voor het volk een kalf - een beeld, dat een loeiend geluid voortbracht. En men zeide: "Dit is uw God en de God van Mozes," doch hij is hem vergeten. 89. Konden zij dan niet zien dat het (kalf) hun geen antwoord gaf en geen macht had om hun kwaad of goed te doen? 90. En inderdaad had Aäron reeds tot hen gezegd: "O mijn volk, voorzeker gij zijt daarmee op de proef gesteld. Voorwaar uw Heer is de Barmhartige; volgt mij derhalve en gehoorzaamt mijn bevel." 91. Zij antwoordden: "Wij zullen in geen geval ophouden het (kalf) te aanbidden voordat Mozes tot ons is teruggekeerd." 92. Hij (Mozes) zeide: "O Aäron, wat belette u, toen gij hen zaagt dwalen," 93. Mij te volgen? Hebt gij dan mijn gebod veronachtzaamd?" 94. Hij antwoordde: "O zoon van mijn moeder, grijp mij niet bij mijn baard noch bij mijn hoofd." Ik was beducht dat gij zoudt zeggen: 'Gij hebt een scheuring teweeg gebracht onder de kinderen van Israël en hebt niet op mijn woord gewacht.'" 95. Hij (Mozes) zeide: "En wat hebt gij te zeggen, o Saamiri?" 96. Hij zeide: "Ik zag wat zij niet konden zien. Ik volgde de voetstappen van de boodschapper naar mijn beste vermogen, doch dat heb ik thans opgegeven. Aldus heeft. mijn ziel het voor mij vergemakkelijkt." 97. Mozes zeide: "Ga dan heen, gedurende heel uw leven zult gij zeggen: 'Raak mij niet aan,' en bovendien is er voor u een straf (bereid) waaraan gij niet zult ontkomen. Aanschouw thans uw god waarvan gij een toegewijd aanbidder zijt geworden. Wij zullen hem verbranden en daarna in zee strooien." 98. Uw God is slechts Allah, naast Wie er geen God is. Hij omvat alle dingen in Zijn kennis. 99. Zo vermeldden Wij u (Mohammed) de tijdingen van het voorafgaande, waarin Wij u een vermaning Onzerzijds hebben gegeven. 100. Wie zich er van zal afwenden zal op de Dag der Opstanding de last hiervan dragen.
|
Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library |
Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License |