51 - 83
51. En de bazuin zal worden geblazen, en ziet! zij
zullen zich vanuit hun graven naar hun Heer haasten.
52. Zij zullen zeggen: "O wee ons, wie heeft
ons van onze slaapplaatgen gewekt? Dit is hetgeen de Barmhartige heeft beloofd,
en de boodschappers spraken de waarheid."
53. Het zal slechts een kreet zijn en ziet! zij
zullen allen voor Ons worden gebracht.
54. En op die Dag zal geen ziel onrecht worden
aangedaan, noch zult gij worden beloond, behalve overeenkomstig uw daden.
55. Voorwaar, op die Dag zullen de bewoners van de
Hemel in (een groot) werk hun geluk vinden.
56. Zij en hun echtgenoten zullen zich in de schaduw
op tronen nedervlijen.
57. Zij zullen daar vruchten hebben en alles waar
zij om vragen ontvangen.
58. Het woord van de Genadevolle Heer zal (klinken)
"Vrede (vrede)."
59. (En Hij zal zeggen): "Houdt u op deze dag
terzijde, o gij schuldigen."
60. "Gelastte Ik u niet, o gij kinderen van
Adam, dat gij Satan niet zoudt dienen, daar hij een openlijke vijand van u is,
61. Maar dat gij Mij zoudt dienen?" Dat was het
rechte pad.
62. Toch deed hij een groot gedeelte uwer dwalen.
Hadt gij dan geen verstand?
63. "Dit is de hel waarmede gij werdt
bedreigd."
64. Gaat daar thans binnen, omdat gij haar placht te
loochenen.
65. Op die Dag zullen Wij hun mond verzegelen, maar
hun handen zullen tot ons spreken en hun voeten zullen getuigenis afleggen van
alles wat zij hebben bedreven.
66. En als Wij het hadden gewild, konden Wij het
licht in hun ogen hebben gedoofd; dan zouden zij zich naar het pad hebben
willen haasten. Maar hoe konden zij zien?
67. En indien Wij wilden, zouden Wij hen op hun
plaatsen hebben doen verstijven zodat zij noch vóór- noch achteruit konden.
68. En wie Wij een lang leven schenken, doen Wij
achteruitgaan in kracht. Willen zij dan niet begrijpen?
69. En Wij hebben hem (de profeet) het dichten niet
geleerd, noch is het voor hem passend, dit is slechts een vermaning en een
duidelijke verkondiging;
70. Opdat de levenden mogen worden gewaarschuwd en
opdat het oordeel tegen de ongelovigen gerechtvaardigd moge zijn.
71. Hebben zij niet gezien, dat onder de dingen die
Onze handen gemaakt hebben, Wij vee hebben geschapen, waar zij meesters over
zijn?
72. En Wij hebben het aan hen dienstbaar gemaakt,
zodat sommige rijdieren zijn, en sommige tot voedsel strekken.
73. En zij hebben er voordelen van en dranken.
Willen zij dan niet dankbaar zijn?
74. En zij hebben andere goden naast Allah genomen,
hopende dat zij mogen worden geholpen.
75. Dezen kunnen hen niet helpen maar zij zullen als
een schare tegen hen worden gebracht.
76. Laat daarom hun spraak u niet verdrieten.
Voorwaar, Wij weten wat zij verbergen en wat zij tonen.
77. Heeft de mens niet begrepen dat Wij hem hebben
geschapen uit een levenskiem? Doch ziet, hij is klaarblijkelijk een
redetwister!
78. En hij zet Ons verhalen voor en vergeet zijn
eigen ontstaan. Hij zegt: "Wie kan de beenderen doen herleven als zij
vergaan zijn?"
79. Zeg: "Hij, Die hen voor de eerste keer
schiep zal hen doen herleven; Hij heeft kennis van de gehele schepping.
80. Hij is het, Die uit een groene boom voor u vuur
voortbrengt, en ziet, gij steekt er (uw brandstof) van aan."
81. "Is Hij, Die de hemelen en de aarde schiep,
niet in staat hun gelijken te scheppen?" Ja, inderdaad Hij is de Schepper,
de Alwetende.
82. Voorwaar, wanneer Hij Zich iets voorneemt is
Zijn gebod slechts: "Wees", en het wordt.
83. Glorie zij daarom Hem, in wiens hand de
oppermacht over alle dingen is! En tot Hem zult gij worden teruggebracht.
|