51 - 96
51. Dan, o gij, die waart verdwaald en hebt
verloochend,
52. Gij zult. zeker van de boom van Zaqqoem eten,
53. En zult er uw buik mee vullen,
54. En daama kokend water drinken,
55. (Drinkende,) zoals dorstige kamelen drinken,
56. Dit zal hun onthaal zijn op de Dag des Gerichts.
57. Wij schiepen u, maar waarom wildet gij
deWaarheid niet erkennen?
58. Zeg mij wat gij verwekt,
59. Schept gij het of zijn Wij de Schepper er van?
60. Wij hebben de dood onder u verordend en Wij
kunnen niet worden tegengehouden
61. Om anderen als gij in uw plaats te stellen en u
in een toestand te brengen die gij niet kent.
62. En zeker kent gij de eerste schepping. Waarom
trekt gij er dan geen lering uit?
63. Hebt gij gezien wat gij zaait?
64. Doen Wij het groeien of doet gij dat?
65. Als Wij het willen, kunnen Wij dat alles tot
stof maken, dan blijft gij jammeren.
66. (Zeggende): "Wij zijn beladen met
borgstelling,
67. Meer nog, wij zijn van alles beroofd."
68. Ziet, het water dat gij drinkt,
69. Zijt gij het die het uit de wolken nederzendt,
of zijn Wij de Zender?
70. Indien Wij het willen, kunnen Wij het bitter
maken. Waarom zijt gij dan niet dankbaar?
71. En zeg mij; het vuur dat gij aansteekt,
72. Zijt gij het die de boom er voor doet groeien of
zijn Wij het?
73. Wij hebben het tot een aanmaning en een weldaad
gemaakt voor de reizigers in de wildernissen.
74. Daarom verheerlijk de naam van uw Heer, de
Verhevene.
75. En Ik roep het verschieten der sterren tot
getuige
76. En inderdaad is dat een grote eed, indien gij
het beseft -;
77. Voorzeker, dit is (de) verheven Koran,
78. Een beschermd Boek,
79. Dat niemand zal aanraken behalve zij die zich
louteren.
80. Een Openbaring van de Heer der Werelden.
81. Veracht gij dan deze aankondiging?
82. En verzekert gij door de ontkenning ervan uw
levensonderhoud?
83. Waarom dan, wanneer de ziel van (de stervende)
zijn keel bereikt
84. En gij ziet toe - op dat ogenblik
85. Zijn Wij dichter bij hem dan gij, maar gij ziet
dit niet,
86. Waarom dan, als gij niet onderdanig zijt,
87. Brengt gij haar niet terug indien gij waarachtig
zijt?
88. Als hij nu behoort tot degenen, die dicht bij
God zijn,
89. Dan is voor hem geluk en geur en een tuin van
verrukking;
90. En indien hij behoort tot degenen aan de rechter
kant,
91. Dan luidt het "Vrede zij u" van
degenen aan de rechter kant.
92. Maar als hij behoort tot de dwalenden die (de
Waarheid) hadden verloochend,
93. Dan is voor hem een onthaal op kokend water
94. En branden in de hel.
95. Voorzeker dit is de werkelijkheid.
96. Verheerlijk daarom de naam van uw Heer, de
Verhevene.
|