Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library

Koran

IntraText CT - Text

  • 7. De Verheven Plaatsen (Al-Aa'raaf)
    • 51 - 100
Previous - Next

Click here to show the links to concordance

51 - 100

51. Degenen, die hun godsdienst tot tijdverdrijf en tot vermaak namen en wie het leven van de wereld had bedrogen, Wij zullen hen deze Dag vergeten, zoals zij de ontmoeting op deze dag vergaten en zoals zij Onze tekenen verwierpen.

52. En Wij hebben hun voorzeker een Boek gebracht, dat Wij met kennis hebben uiteengezet, als leiding en barmhartigheid voor een volk dat gelooft.

53. Wachten zij slechts op (een andere) verklaring daarvan? De Dag, waarop deze komen zal, zullen degenen die het voorheen vergaten, zeggen: "De boodschappers van onze Heer brachten inderdaad de waarheid, zullen wij dan enige bemiddelaars hebben, die voor ons zullen bemiddelen? Of konden wij worden teruggezonden (naar de aarde), opdat wij anders mochten doen, dan hetgeen wij deden?" Zij deden hun ziel inderdaad tekort en hetgeen zij verzonnen is voor hen verloren gegaan.

54. Voorzeker, uw Heer is Allah, Die de hemelen en de aarde in zes dagen schiep; daarna zette Hij Zich op deTroon neder. Hij doet de nacht de dag bedekken, die hem snel opvolgt. De zon en de maan en de sterren zijn door Zijn gebod in dienst gesteld. Voorwaar, van Hem is de schepping en het gebod. Gezegend is Allah, de Heer der Werelden.

55. Roept uw Heer in nederigheid en in het verborgene aan. Hij heeft de overtreders zeker niet lief.

56. En schept geen wanorde op aarde, nadat zij is geordend en roept Hem met vrees en hoop aan. Voorzeker, de Barmhartigheid van Allah is de goeden nabij.

57. En Hij is het, Die de winden als blijde tijdingen voor Zijn barmhartigheid uitzendt; totdat, wanneer zij zware wolken dragen, Wij ze naar een dor land drijven, daarna zenden Wij er water uit neder, dan brengen Wij alle soorten vruchten voort; zo wekken Wij de doden op, opdat gij er lering uit moogt trekken.

58. En het goede land - de plantengroei komt er in overvloed van voort door het gebod van zijn Heer - en hetgeen slecht is levert alleen schaarste op. Zo wisselen Wij de tekenen af voor een volk dat dankbaar is.

59. Wij zonden Noach tot zijn volk en hij zeide: "O, mijn volk, aanbidt Allah, gij hebt geen god naast Hem. Ik vrees voor u de straf van de grote Dag."

60. De leiders van zijn volk antwoordden: "Wij zien dat gij in openlijke dwaling verkeert."

61. Hij zeide: "O, mijn volk, er is in mij geen dwaling, doch ik ben een boodschapper van de Heer der Werelden."

62. "Ik breng u de boodschappen van mijn Heer over en geef u oprechte raad en ik weet van Allah wat gij niet weet."

63. "Verwondert gij u, dat er een aanmaning van uw Heer tot u is gekomen door een man uit uw midden opdat hij u moge waarschuwen en opdat gij rechtvaardig moogt worden en opdat u barmhartigheid moge worden betoond?"

64. Maar zij verloochenden hem; Wij redden hem en degenen die met hem in de ark waren en Wij verdronken degenen, die Onze tekenen verwierpen. Zij waren inderdaad een verblind volk.

65. En tot (het volk van) Aad (zonden Wij) hun broeder Hoed. Hij zeide: "O mijn volk, aanbidt Allah, gij hebt geen andere god naast Hem. Wilt gij dan niet (God) vrezen?"

66. De ongelovige leiders van zijn volk zeiden: "Wij zien u als een dwaze en wij denken, dat gij tot de leugenaars behoort."

67. Hij antwoordde: "O, mijn volk, er is in mij geen dwaasheid, maar ik ben een boodschapper van de Heer der Werelden."

68. "Ik breng u de woorden van mijn Heer en ik ben voor u een eerlijke raadgever."

69. "Verwondert gij u, dat er een waarschuwing van uw Heer tot u is gekomen door een man uit uw midden, opdat hij u moge waarschuwen? " Hij maakte u na het volk van Noach tot erfgenamen en deed u overvloedig in kracht toenemen. Gedenkt daarom de gunsten van Allah, opdat gij moogt slagen."

70. Zij zeiden: "Zijt gij tot ons gekomen opdat wij Allah alleen moeten aanbidden en de goden die onze vaderen aanbaden zullen verlaten? Breng ons dan hetgeen waarmede gii ons bedreigt, als gij oprecht zigt."

71. Eij antwoordde: "Straf en toorn van uw Heer hebben u reeds getroffen. Redetwist gij met mij over namen, die gij hebt genoemd - gij en uw vaderen - waarvoor Allah geen gezag heeft nedergezonden? Wacht dan, ik ben met u onder de wachtenden."

72. En Wij redden hem en degenen, die met hem waren door Onze barmhartigheid en Wij sneden de levenswortel af van degenen die Onze tekenen verloochenden. En dezen waren geen gelovigen.

73. Naar de Samoed (kwam) hun broeder Salih. Hij zeide: "O mijn volk, aanbidt Allah; gij hebt geen andere god naast Hem. Voorwaar er is een duidelijk bewijs van uw Heer tot u gekomen; deze kamelin is van Allah, een teken voor u. Laat haar daarom met rust opdat zij zich van Allah's aarde moge voeden en doet haar geen leed, anders zal een pijnlijke straf u bereiken."

74. En herinnert u, toen Hij u na (het volk van) Aad tot opvolgers maakte en u vestigde in het land; gij bouwdet paleizen in de vlakten en gij hieuwt huizen uit de bergen. Gedenkt daarom de gunsten van Allah en wandelt niet op aarde, onheil stichtend.

75. De leiders van zijn volk, die aanmatigend waren, zeiden tot de gelovigen, die zij zwak achtten: "Weet gij zeker, dat Salih een door zijn Heer gezondene is?" Zij antwoordden: "Wij geloven voorzeker in hetgeen, waarmede hij gezonden is."

76. Degenen die aanmatigend waren zeiden: "Voorwaar, wij geloven niet in hetgeen waarin gij gelooft."

77. Toen verlamden zij de kamelin en overtraden het gebod van hun Heer en zeiden: "O, Salih, breng ons hetgeen, waarmede gij ons hebt bedreigd, als gij tot de boodschappers behoort."

78. De aardbeving overviel hen en zij lagen uitgestrekt op de grond in hun huizen.

79. Toen wendde Salih zich van hen af en zeide: "O, mijn volk, ik bracht u de boodschap van mijn Heer en bood u oprechte raad aan, maar gij houdt niet van oprechte raadgevers."

80. En Lot, toen hij tot zijn volk zeide: "Pleegt gij een gruweldaad zoals niemand ter wereld ooit vóór u pleegde?"

81. "Gij nadert met wellust mannen, in plaats van vrouwen. Neen, gij zijt een volk dat de perken te buiten gaat."

82. Het antwoord van zijn volk was slechts: "Verdrijft hen uit uw stad, want zij zijn mannen die zich rein willen houden."

83. Wij redden hem en zijn familie, met uitzondering van zijn vrouw, zij behoorde tot de achterblijvenden.

84. En Wij deden een regen van stenen over hen komen. Ziet nu wat het einde was van de schuldigen.

85. En tot Midian hun broeder Shoaib. Hij zeide: "O, mijn volk, aanbidt Allah, gij hebt geen god naast Hem. Er is inderdaad een duidelijk teken van uw Heer tot u gekomen. Geeft daarom volle maat en ruim gewicht en vermindert het aan de mensen verschuldigde niet en schept geen wanorde op aarde nadat zij geordend is. Dit is beter voor u, als gij gelovigen zijt."

86. "En wacht niet op de wegen om degenen die in Hem geloven te bedreigen en van het pad van Allah af te houden en het oneffen te maken. En gedenkt, hoe gij weinigen waart en Hij u vermenigvuldigde. En ziet wat het einde was van de onruststokers."

87. "En als er een groep onder u is die gelooft in hetgeen waarmede ik ben gezonden en een andere groep die dit niet gelooft, wacht dan geduldig totdat Allah onder ons richt. Want Hij is de beste Rechter."

88. De leidende mannen van zijn volk die aanmatigend waren, antwoordden: "Wij zullen u, o Shoaib, en de gelovigen met u zeker uit onze stad verdrijven tenzij gij tot onze godsdienst terugkeert." Hij zeide: "Zelfs al zijn wij er afkerig van?"

89. En indien wij tot uw godsdienst terugvallen, nadat Allah ons er van heeft gered, dan hebben wij voorzeker een leugen aangaande Allah verzonnen. En het past ons niet er naar te willen terugkeren, behalve, wanneer Allah, onze Heer, dit zou willen. Onze Heer omvat alle dingen in Zijn kennis. Wij hebben in Allah ons vertrouwen gelegd. Oordeel daarom, onze Heer, tussen ons en ons volk in waarheid en Gij zijt de beste Rechter.

90. En de leidende mannen van zijn volk die niet geloofden, zeiden: "Als gij Shoaib volgt, zult gij zeker verliezers zijn."

91. Daarom greep de aardbeving hen en zij lagen uitgestrekt op de grond in hun huizen.

92. Degenen, die Shoaib verloochenden werden (zo vernietigd) alsof zij er nooit in hadden gewoond. Degenen, die Shoaib van leugen beschuldigden - zij waren de verliezers.

93. Daarna wendde hij zich van hen af en zeide: "O mijn volk, ik heb u inderdaad de boodschap van mijn Heer overgebracht en ik gaf u oprechte raad. Hoe moet ik dan om een ongelovig volk treuren?"

94. En Wij zonden nimmer een profeet naar een stad zonder dat Wij het volk er van met tegenspoed en lijden troffen, opdat zij zouden verootmoedigen.

95. Daarna verwisselden Wij het boze met het goede, totdat zij groeiden en zeiden: "Lijden en geluk wedervoeren onze vaderen ook." Dan grepen Wij hen plotseling terwijl zij er niet aan dachten.

96. En indien de mensen van die steden hadden geloofd en rechtvaardig waren geweest, zouden Wij zeker zegeningen van de hemel en van de aarde voor hen hebben gezonden, maar zij verloochenden (onze profeet); daarom grepen Wij hen vanwege hun daden.

97. Zijn de bewoners der steden veilig voor de komst van Onze straf over hen, 's nachts, terwijl zij slapen?

98. Of zijn de bewoners dezer steden veilig voor Onze straf die over hen zou kunnen komen, des daags terwijl zij zich vermaken?

99. Zijn zij dan veilig voor Allah's voornemen? En niemand waant zich veilig voor Allah's voornemen, dan het volk dat te gronde gaat.

100. Doet het degenen, die de aarde beerven na haar (vroegere) bewoners niet inzien, dat, indien Wij het willen, Wij hen om hun zonden treffen en hun hart verzegelen, zodat zij niet meer horen?




Previous - Next

Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License