Book Chapter: Verse
1 Gen 3:6 | zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man
2 Gen 3:6 | haar man met haar, en hij at. ~
3 Gen 23:101| het linzenkooksel; en hij at en dronk, en hij stond op
4 Gen 25:25 | stelde het nabij hem, en hij at; hij bracht hem ook wijn,
5 Gen 36:6 | behalve van het brood, dat hij at. En Jozef was schoon van
6 Gen 36:40 | bakkerswerk is; en het gevogelte at dezelve uit de korf, van
7 Exo 34:51 | en veertig nachten; hij at geen brood, en hij dronk
8 Num 25:2 | harer goden; en het volk at, en boog zich voor haar
9 Deu 9:9 | veertig nachten op den berg, at geen brood, en dronk geen
10 Deu 9:18 | dagen en veertig nachten; ik at geen brood, en dronk geen
11 Deu 32:13 | hoogten der aarde, dat hij at de inkomsten des velds;
12 Rut 2:14 | haar geroost koren, en zij at, en werd verzadigd, en hield
13 1Sa 1:7 | alzo; daarom weende zij en at niet. ~
14 1Sa 1:18 | vrouw haars weegs; en zij at, en haar aangezicht was
15 1Sa 9:24 | het volk genodigd. Alzo at Saul met Samuel op dien
16 1Sa 14:32 | tegen de aarde; en het volk at ze met het bloed. ~
17 1Sa 20:34 | hittigheid des toorns; en hij at op den tweeden dag der nieuwe
18 1Sa 30:11 | gaven hem brood, en hij at, en zij gaven hem water
19 1Sa 30:12 | stukken rozijnen; en hij at, en zijn geest kwam weder
20 2Sa 9:13 | Jeruzalem, omdat hij geduriglijk at aan des konings tafel; en
21 2Sa 11:13 | hij voor zijn aangezicht at en dronk, en hij maakte
22 2Sa 12:3 | zijn kinderen tegelijk; het at van zijn bete, en dronk
23 2Sa 12:17 | maar hij wilde niet, en at geen brood met hen. ~
24 2Sa 12:20 | zetten hem brood voor, en hij at.
25 1Kon 13:19| keerde met hem wederom, en at brood in zijn huis, en dronk
26 1Kon 17:15| naar het woord van Elia; zo at zij, en hij, en haar huis,
27 1Kon 19:6 | een fles met water; alzo at hij, en dronk, en legde
28 1Kon 19:8 | 8 Zo stond hij op, en at, en dronk; en hij ging,
29 1Kon 21:4 | keerde zijn aangezicht om, en at geen brood. ~
30 2Kon 27:29| zijner gevangenis, en hij at geduriglijk brood voor zijn
31 Ezra 10:6 | Eljasib; als hij daar kwam, at hij geen brood, en dronk
32 Psa 42:10 | vertrouwde, die mijn brood at, heeft de verzenen tegen
33 Psa 78:25 | 25 Een iegelijk at het brood der Machtigen;
34 Jer 52:33 | zijner gevangenis; en hij at geduriglijk brood voor zijn
35 Eze 3:3 | rol, die Ik u geef. Toen at ik, en het was in mijn mond
36 Eze 16:13 | zijde, en gestikt werk; gij at meelbloem, en honig, en
37 Eze 19:3 | leerde roof te roven, hij at mensen op. ~
38 Eze 19:6 | leerde roof te roven, hij at mensen op. ~
39 Dan 4:33 | mensen verstoten, en hij at gras als de ossen, en zijn
40 Dan 7:7 | grote ijzeren tanden, het at, en verbrijzelde, en vertrad
41 Dan 7:19 | zijn klauwen van koper; het at, het verbrijzelde,
42 Dan 10:3 | Begeerlijke spijze at ik niet, en vlees of wijn
43 Amos 4:9 | vijgebomen, en uwer olijfbomen at de rups op; nochtans
44 Zac 7:6 | 6 Of als gij at, en als gij dronkt, waart
45 Zac 7:6 | waart gij het niet, die daar at, en gij, die daar dronkt? ~
46 Mark 1:6 | gordel om zijn lenden, en at sprinkhanen en wilde honig. ~
47 Luk 4:2 | verzocht van den duivel; en at gans niet in die dagen,
48 Luk 24:43 | 43 En Hij nam het, en at het voor hun ogen. ~
49 Gal 2:12 | van Jakobus gekomen waren, at hij mede met de heidenen;
50 Open 10:10| de hand des engels, en ik at dat op; en het was in mijn
|