Book Chapter: Verse
1 Gen 25:1 | waren, en hij niet zien kon; toen riep hij Ezau, zijn
2 Gen 33:7 | hunner vreemdelingschappen kon ze niet dragen vanwege hun
3 Gen 41:1 | 1 Toen kon zich Jozef niet bedwingen
4 Gen 44:10 | zwaar van ouderdom; hij kon niet zien; en hij deed hen
5 Exo 2:3 | hem niet langer verbergen kon, zo nam zij voor hem een
6 Exo 40:35 | 35 Zodat Mozes niet kon ingaan in de tent der samenkomst,
7 Num 14:16 | Omdat de HEERE dit volk niet kon brengen in dat land, hetwelk
8 Deu 9:28 | Omdat ze de HEERE niet kon brengen in het land, waarvan
9 Ric 5:5 | hun kemelen niet tellen kon; en zij kwamen in het land,
10 Ric 11:6 | hij zeide: Sibbolet, en kon het alzo niet recht spreken;
11 Rut 3:14 | de een den ander kennen kon; want hij zeide: Het worde
12 1Sa 3:2 | worden, dat hij niet zien kon), ~
13 1Sa 4:15 | stijf, dat hij niet zien kon.) ~
14 2Sa 3:11 | 11 En hij kon Abner verder niet een woord
15 1Kon 5:3 | HEEREN, zijns Gods, geen huis kon bouwen, vanwege de oorlogen,
16 1Kon 13:4 | niet weder tot zich trekken kon. ~
17 1Kon 14:4 | het huis van Ahia. Ahia nu kon niet zien, want zijn ogen
18 1Kro 22:30 | 30 David nu kon niet heengaan voor hetzelve,
19 2Kro 8:7 | dat Salomo gemaakt had, kon het brandoffer, en het spijsoffer,
20 2Kro 14:7 | hij zich tegen hen niet kon versterken. ~
21 Job 31:34 | 34 Zeker, ik kon wel een grote menigte geweldiglijk
22 Jer 44:22 | Zodat het de HEERE niet meer kon verdragen, vanwege de boosheid
23 Klaa 1:124| bloed besmet, zodat men niet kon zien, of men raakte hun
24 Klaa 1:127| gapen op een volk, dat niet kon verlossen. ~
25 Eze 41:24 | bladen, die men omdraaien kon; twee aan de ene deur, en
26 Eze 47:5 | was een beek, waar ik niet kon doorgaan; want de wateren
27 Eze 47:5 | beek, waar men niet kon doorgaan. ~
28 Matt 8:28 | dat niemand door dien weg kon voorbij gaan. ~
29 Matt 22:46 | 46 En niemand kon Hem een woord antwoorden;
30 Mark 1:45 | meer openbaar in de stad kon komen, maar was buiten in
31 Mark 5:3 | de graven had, en niemand kon hem binden, ook zelfs niet
32 Mark 6:5 | 5 En Hij kon aldaar geen kracht doen;
33 Mark 6:19 | en wilde hem doden, en kon niet; ~
34 Mark 7:24 | het iemand wist, en Hij kon nochtans niet verborgen
35 Mark 14:8 | heeft gedaan, hetgeen zij kon; zij is voorgekomen, om
36 Luk 1:22 | 22 En als hij uitkwam, kon hij tot hen niet spreken;
37 Luk 6:48 | waterstroom tegen dat huis aan, en kon het niet bewegen; want het
38 Luk 13:11 | zij was samengebogen, en kon zich ganselijk niet oprichten. ~
39 Luk 19:3 | te zien, wie Hij was; en kon niet vanwege de schare,
40 Joha 11:37 | sommigen uit hen zeiden: Kon Hij, Die de ogen des blinden
41 Hand 15:34 | als hij de zekerheid niet kon weten vanwege de beroerte,
42 Hand 20:32 | zeide tot Festus: Deze mens kon losgelaten worden, indien
43 Hand 21:15 | weggerukt werd, en niet kon tegen den wind opzeilen,
44 1Kor 3:1 | 1 En ik, broeders, kon tot u niet spreken als tot
45 Heb 5:7 | Dengene, Die Hem uit den dood kon verlossen, met sterke roeping
46 Open 5:3 | aarde, noch onder de aarde, kon het boek openen, noch hetzelve
47 Open 7:9 | schare, die niemand tellen kon, uit alle natie, en geslachten,
48 Open 14:3 | ouderlingen; en niemand kon dat gezang leren, dan de
49 Open 15:8 | Zijn kracht; en niemand kon in den tempel ingaan, totdat
|