Book Chapter: Verse
1 Gen 12:16 | maagden, en ezelinnen, en kemelen. ~
2 Gen 23:10 | 10 En die knecht nam tien kemelen van zijns heren kemelen,
3 Gen 23:10 | kemelen van zijns heren kemelen, en toog heen; en al het
4 Gen 23:11 | 11 En hij deed de kemelen nederknielen buiten de stad,
5 Gen 23:14 | Drink, en ik zal ook uw kemelen drenken; diezelve zij, die
6 Gen 23:19 | zij: Ik zal ook voor uw kemelen putten, totdat zij voleindigd
7 Gen 23:20 | en zij putte voor al zijn kemelen. ~
8 Gen 23:22 | En het geschiedde, als de kemelen voleindigd hadden te drinken,
9 Gen 23:30 | en ziet, hij stond bij de kemelen, bij de fontein. ~
10 Gen 23:31 | bereid, en de plaats voor de kemelen. ~
11 Gen 23:32 | toe, en men ontgordde de kemelen, en men gaf den kemelen
12 Gen 23:32 | kemelen, en men gaf den kemelen stro en voeder; en water
13 Gen 23:35 | knechten, en maagden, en kemelen, en ezelen. ~
14 Gen 23:44 | gij ook, en ik zal ook uw kemelen putten; dat deze die vrouw
15 Gen 23:46 | Drink gij, en ik zal ook uw kemelen drenken; en ik dronk, en
16 Gen 23:46 | dronk, en zij drenkte ook de kemelen. ~
17 Gen 23:61 | dochteren, en zij reden op kemelen, en volgden den man; en
18 Gen 23:63 | en zag toe, en ziet, de kemelen kwamen! ~
19 Gen 27:78 | dienstmaagden, en dienstknechten, en kemelen, en ezelen. ~ ~
20 Gen 28:17 | zonen en zijn vrouwen op kemelen. ~
21 Gen 34:25 | kwam uit Gilead; en hun kemelen droegen specerijen en balsem,
22 Exo 9:3 | over de ezelen, over de kemelen, over de runderen, en over
23 Ric 5:5 | menigte, dat men hen en hun kemelen niet tellen kon; en zij
24 Ric 6:12 | sprinkhanen in menigte, en hun kemelen waren ontelbaar, gelijk
25 Ric 7:21 | die aan de halzen hunner kemelen waren. ~
26 Ric 7:26 | die aan de halzen hunner kemelen geweest waren. ~
27 1Sa 15:3 | ossen tot de schapen, van de kemelen tot de ezelen toe. ~
28 1Sa 30:17 | vierhonderd jonge mannen, die op kemelen reden en vloden. ~
29 1Kon 4:28| paarden, en voor de snelle kemelen, brachten zij aan de plaats,
30 1Kon 10:2 | een zeer zwaar heir, met kemelen, dragende specerijen, en
31 2Kon 8:9 | Damaskus, een last van veertig kemelen; en hij kwam, en stond voor
32 1Kro 5:21| gevankelijk weg; van hun kemelen vijftig duizend, en tweehonderd
33 1Kro 12:40| brachten brood op ezelen, en op kemelen, en op muildieren, en op
34 1Kro 28:30| 30 En over de kemelen was Obil, de Ismaeliet;
35 2Kro 10:1 | een zeer zwaar heir, en kemelen, dragende specerijen en
36 2Kro 15:15| weg schapen in menigte, en kemelen; en kwamen weder te Jeruzalem. ~ ~
37 Ezra 2:67| 67 Hun kemelen, vierhonderd vijf en dertig;
38 Neh 7:69 | 69 Kemelen, vierhonderd vijf en dertig;
39 Est 49:3 | paard, rijdende op snelle kemelen, op muildieren, van merrien
40 Est 49:7 | De lopers, die op snelle kemelen reden en op muildieren,
41 Job 1:3 | schapen, en drie duizend kemelen, en vijfhonderd juk ossen,
42 Job 1:17 | drie hopen, en vielen op de kemelen aan, en namen ze, en sloegen
43 Job 41:12 | schapen, en zes duizend kemelen, en duizend juk runderen,
44 Jes 30:6 | schatten op de bulten der kemelen, tot het volk, dat hun geen
45 Jes 61:6 | 6 Een hoop kemelen zal u bedekken, de snelle
46 Jes 61:6 | zal u bedekken, de snelle kemelen van Midian en Hefa; zij
47 Jer 49:29 | hun gereedschap, en hun kemelen voor zich wegnemen; en zij
48 Jer 49:32 | 32 En hun kemelen zullen ten roof zijn, en
49 Zac 14:15 | paarden, der muildieren, der kemelen, en der ezelen, en aller
|