Book Chapter: Verse
1 Gen 25:16 | de gladdigheid van zijn hals. ~
2 Gen 25:40 | zult gij zijn juk van uw hals afrukken. ~
3 Gen 30:4 | arm, en viel hem aan den hals, en kuste hem; en zij weenden. ~
4 Gen 37:42 | een gouden keten aan zijn hals; ~
5 Gen 41:14 | 14 En hij viel aan den hals van Benjamin, zijn broeder,
6 Gen 41:14 | Benjamin weende aan zijn hals. ~
7 Gen 42:29 | zo viel hij hem aan zijn hals, en weende lang aan zijn
8 Gen 42:29 | en weende lang aan zijn hals. ~
9 Deu 28:48 | zal een ijzeren juk op uw hals leggen, totdat Hij u verdelge. ~
10 Neh 3:5 | voortreffelijken brachten hun hals niet tot den dienst huns
11 Job 15:26 | loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene
12 Job 38:22 | sterkte geven? Kunt gij zijn hals met donder bekleden? ~
13 Job 40:13 | 13 In zijn hals herbergt de sterkte; voor
14 Psa 75:6 | spreekt niet met stijven hals. ~
15 Spre 1:9 | zijn, en ketenen aan uw hals. ~
16 Spre 3:3 | verlaten; bind ze aan uw hals, schrijf zij op de tafel
17 Spre 3:22| een aangenaamheid voor uw hals. ~
18 Spre 6:21| uw hart, hecht ze aan uw hals. ~
19 Hoo 1:10 | liefelijk in de spangen, uw hals in de parelsnoeren. ~
20 Hoo 4:4 | 4 Uw hals is als Davids toren, die
21 Hoo 4:9 | ogen, met een keten van uw hals. ~
22 Hoo 7:4 | 4 Uw hals is als een elpenbenen toren,
23 Jes 3:16 | en gaan met uitgestrekten hals, en lonken met de ogen,
24 Jes 8:8 | doorgaan, hij zal tot aan den hals reiken; en de uitstrekkingen
25 Jes 10:27 | schouder, en zijn juk van uw hals; en het juk zal verdorven
26 Jes 30:28 | overlopende beek, die tot aan den hals toe raakt; om de heidenen
27 Jes 52:2 | los van de banden van uw hals, gij gevangene dochter van
28 Jes 67:3 | offert, breekt een hond den hals; wie spijsoffer offert,
29 Jer 27:2 | jukken, en doe die aan uw hals; ~
30 Jer 27:8 | zal dienen, en dat zijn hals niet zal geven onder het
31 Jer 27:11 | Maar het volk, dat zijn hals zal brengen onder het juk
32 Jer 28:10 | Hananja het juk van den hals van den profeet Jeremia,
33 Jer 28:11 | volle jaren, van den hals al der volken. En de profeet
34 Jer 28:12 | Hananja het juk van den hals van den profeet Jeremia
35 Jer 28:14 | ijzeren juk gedaan aan den hals van al deze volken, om Nebukadnezar,
36 Jer 30:8 | dat Ik zijn juk van uw hals verbreken, en uw banden
37 Klaa 1:14| samengevlochten, zij zijn op mijn hals geklommen; Hij heeft mijn
38 Eze 16:11 | handen, en een keten aan uw hals. ~
39 Dan 5:7 | een gouden keten om zijn hals, en hij zal de derde heerser
40 Dan 5:16 | met een gouden keten om uw hals, en gij zult de derde heerser
41 Dan 5:29 | een gouden keten om zijn hals, en zij riepen overluid
42 Hos 10:11 | over de schoonheid van haar hals overgegaan; Ik zal Efraim
43 Matt 18:6 | een molensteen aan zijn hals gehangen, en dat hij verzonken
44 Mark 9:42| dat een molensteen om zijn hals gedaan ware, en dat hij
45 Luk 15:20 | lopende, viel hem om zijn hals, en kuste hem. ~
46 Luk 17:2 | dat een molensteen om zijn hals gedaan ware, en hij in de
47 Hand 9:10| gij God, om een juk op den hals der discipelen te leggen,
48 Hand 14:37| en zij, vallende om den hals van Paulus, kusten hem; ~
49 Rom 16:4 | Die voor mijn leven hun hals gesteld hebben; denwelken
|