Book Chapter: Verse
1 Matt 10:2 | 2 De namen nu der twaalf apostelen zijn deze: de eerste, Simon,
2 Mark 6:30| 30 En de apostelen kwamen weder tot Jezus,
3 Luk 6:13 | twaalf uit hen, die Hij ook apostelen noemde: ~
4 Luk 9:10 | 10 En de apostelen, wedergekeerd zijnde, verhaalden
5 Luk 11:49 | zegt: Ik zal profeten en apostelen tot hen zenden, en van die
6 Luk 17:5 | 5 En de apostelen zeiden tot den Heere: Vermeerder
7 Luk 22:14 | zat Hij aan, en de twaalf apostelen met Hem. ~
8 Luk 24:10 | met haar, die dit tot de apostelen zeiden. ~
9 Hand 1:2 | den Heiligen Geest aan de apostelen, die Hij uitverkoren had,
10 Hand 1:26| gemene toestemming tot de elf apostelen gekozen. ~ ~
11 Hand 2:37| tot Petrus en de andere apostelen: Wat zullen wij doen mannen
12 Hand 2:42| volhardende in de leer der apostelen, en in de gemeenschap, en
13 Hand 2:43| tekenen geschiedden door de apostelen. ~
14 Hand 4:33| 33 En de apostelen gaven met grote kracht getuigenis
15 Hand 4:34| legden dien aan de voeten der apostelen. ~
16 Hand 4:36| 36 En Joses, van de apostelen toegenaamd Barnabas (hetwelk
17 Hand 4:37| legde het aan de voeten der apostelen. ~ ~ ~
18 Hand 6:1 | 1 De apostelen nu, en de broeders, die
19 Hand 8:4 | Joden, en sommigen met de apostelen. ~
20 Hand 8:14| 14 Maar de apostelen, Barnabas en Paulus, dat
21 Hand 9:2 | hen, zouden opgaan tot de apostelen en ouderlingen naar Jeruzalem,
22 Hand 9:4 | ontvangen van de Gemeente, en de apostelen, en de ouderlingen; en zij
23 Hand 9:6 | 6 En de apostelen en de ouderlingen vergaderden
24 Hand 9:22| 22 Toen heeft het den apostelen en den ouderlingen, met
25 Hand 9:23| door hen dit navolgende: De apostelen, en de ouderlingen, en de
26 Hand 9:33| wederom gaan met vrede, tot de apostelen. ~
27 Hand 10:4 | verordeningen over, die van de apostelen en de ouderlingen te Jeruzalem
28 Rom 16:7 | welke vermaard zijn onder de apostelen, die ook voor mij in Christus
29 1Kor 4:9 | God ons, die de laatste apostelen zijn, ten toon heeft gesteld
30 1Kor 9:5 | leiden, gelijk ook de andere apostelen, en de broeders des Heeren,
31 1Kor 12:28| Gemeente gesteld, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten
32 1Kor 12:29| 29 Zijn zij allen apostelen? Zijn zij allen profeten?
33 1Kor 15:7 | Jakobus, daarna van al de apostelen. ~
34 1Kor 15:9 | ik ben de minste van de apostelen, die niet waardig ben een
35 2Kor 11:5 | geweest dan de uitnemendste apostelen. ~
36 2Kor 11:13| 13 Want zulke valse apostelen zijn bedriegelijke arbeiders,
37 2Kor 11:13| arbeiders, zich veranderende in apostelen van Christus. ~
38 2Kor 12:11| geweest dan de uitnemendste apostelen, hoewel ik niets ben. ~
39 Gal 1:17 | tot degenen, die voor mij apostelen waren; maar ik ging henen
40 Gal 1:19 | En zag geen ander van de apostelen, dan Jakobus, den broeder
41 Efez 2:20| Gebouwd op het fondament der apostelen en profeten, waarvan Jezus
42 Efez 3:5 | geopenbaard aan Zijn heilige apostelen en profeten, door den Geest; ~
43 Efez 4:11| heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten,
44 1The 2:6 | konden zijn als Christus' apostelen; ~
45 2Pet 3:2 | des Heeren en Zaligmakers apostelen zijn; ~
46 Jud 1:17 | die voorzegd zijn van de apostelen van onzen Heere Jezus Christus; ~
47 Open 2:2 | degenen, die uitgeven, dat zij apostelen zijn, en zij zijn het niet;
48 Open 18:20| gij hemel, en gij heilige apostelen, en gij profeten, want God
49 Open 21:14| dezelve de namen der twaalf apostelen des Lams. ~
|