Book Chapter: Verse
1 Exo 29:14| vlees des vars, en zijn vel, en zijn drek, zult gij
2 Exo 34:52| wist Mozes niet, dat het vel zijns aangezichts glinsterde,
3 Exo 34:53| ziet, zo glinsterde het vel zijns aangezichts; daarom
4 Exo 34:58| aangezicht van Mozes, dat het vel van het aangezicht van Mozes
5 Lev 11:32| houten vat, of kleed, of vel, of zak, of alle vat, waarmede
6 Lev 13:2 | 2 Een mens, als in het vel zijns vleses een gezwel,
7 Lev 13:2 | blaar zal zijn, welke in het vel zijns vleses tot een plaag
8 Lev 13:3 | priester zal de plaag in het vel des vleses bezien; zo het
9 Lev 13:3 | plaag dieper is dan het vel zijns vleses, het is de
10 Lev 13:4 | Maar zo de blaar in het vel zijn vleses wit is, en haar
11 Lev 13:4 | aanzien niet dieper is dan het vel, en het haar niet in wit
12 Lev 13:5 | gebleven, en de plaag in het vel niet uitgespreid is, zo
13 Lev 13:6 | ingetrokken, en de plaag in het vel niet uitgespreid is, zo
14 Lev 13:7 | zo de verzwering in het vel ganselijk uitgespreid is,
15 Lev 13:8 | ziet, de verzwering in het vel uitgespreid is, zo zal de
16 Lev 13:10| ziet, een wit gezwel in het vel is, hetwelk het haar in
17 Lev 13:11| verouderde melaatsheid in het vel zijns vleses; daarom zal
18 Lev 13:12| zo de melaatsheid in het vel ganselijk uitbot, en de
19 Lev 13:12| de melaatsheid het gehele vel desgenen, die de plaag heeft,
20 Lev 13:18| vlees ook, als in deszelfs vel een zweer zal geweest zijn,
21 Lev 13:20| aanzien lager is dan het vel, en derzelver haar in wit
22 Lev 13:21| en die niet lager dan het vel, maar ingetrokken is, zo
23 Lev 13:22| Zo zij daarna gans in het vel uitgespreid zal zijn, zo
24 Lev 13:24| 24 Of wanneer in het vel des vleses een vurige brand
25 Lev 13:25| aanzien dieper is dan het vel; het is melaatsheid, door
26 Lev 13:26| en zij niet lager dan het vel, maar ingetrokken is, zo
27 Lev 13:27| gans uitgespreid is in het vel, zo zal de priester hem
28 Lev 13:28| zal blijven, noch in het vel uitgespreid, maar ingetrokken
29 Lev 13:30| aanzien dieper is dan het vel, en geelachtig dun haar
30 Lev 13:31| aanzien niet dieper is dan het vel, en geen zwart haar daarop
31 Lev 13:32| schurftheid dieper dan het vel is; ~
32 Lev 13:34| ziet, de schurftheid in het vel niet uitgespreid is, en
33 Lev 13:34| aanzien niet dieper is dan het vel, zo zal de priester hem
34 Lev 13:35| indien de schurftheid in het vel gans uitgespreid is, na
35 Lev 13:36| ziet, de schurftheid in het vel uitgespreid is, de priester
36 Lev 13:38| een man, of vrouw, aan het vel van hun vlees blaren zullen
37 Lev 13:39| ingetrokken witte blaren in het vel van hun vlees zijn; het
38 Lev 13:39| is een witte puist in het vel uitgebot, hij is rein. ~
39 Lev 13:43| der melaatsheid van het vel des vleses; ~
40 Lev 13:48| linnen, of van wol, of aan vel, of aan enig vellenwerk; ~
41 Lev 13:49| aan het kleed, of aan het vel, of aan den scheerdraad,
42 Lev 13:51| aan den inslag, of aan het vel, tot wat werk dat vel zou
43 Lev 13:51| het vel, tot wat werk dat vel zou mogen gemaakt zijn,
44 Lev 13:56| van het kleed, of van het vel, of van den scheerdraad,
45 Lev 15:17| Ook alle kleed, en alle vel, aan hetwelk het zaad des
46 Lev 21:20| dwergachtig zal zijn, of een vel op zijn oog zal hebben,
47 Job 10:11| 11 Met vel en vlees hebt Gij mij bekleed;
48 Psa 17:13| kom zijn aangezicht voor, vel hem neder; bevrijd mijn
|