Book Chapter: Verse
1 Gen 18:33 | de eerstgeborene kwam, en lag bij haar vader, en hij werd
2 Gen 18:35 | de jongste stond op, en lag bij hem. En hij werd het
3 Gen 22:17 | was, dat tegenover Mamre lag, de akker en de spelonk,
4 Gen 27:51 | mijns zoons Dudaim; en hij lag dien nacht bij haar. ~
5 Gen 31:2 | haar, en hij nam ze, en lag bij haar, en verkrachtte
6 Gen 32:22 | dat Ruben heenging, en lag bij Bilha, zijns vaders
7 Exo 16:13 | bedekten; en aan den morgen lag de dauw rondom het leger. ~
8 Joz 7:22 | tent liepen; en ziet, het lag verborgen in zijn tent,
9 Ric 3:25 | en ziet, hunlieder heer lag ter aarde dood. ~
10 Ric 4:22 | haar in, en ziet, Sisera lag dood, en de nagel was in
11 Ric 4:51 | kromde hij zich, viel henen, lag daar neder; tussen haar
12 Ric 4:51 | alwaar hij zich kromde, daar lag hij geheel geschonden! ~
13 Ric 6:13 | onderste boven, dat de tent er lag. ~
14 Ric 15:3 | 3 Maar Simson lag tot middernacht toe; toen
15 Ric 17:28 | enigen mens te doen; en zij lag in het dal, dat bij Beth-Rechob
16 Ric 18:27 | weegs te gaan, ziet, zo lag de vrouw, zijn bijwijf,
17 Rut 3:8 | greep; en ziet, een vrouw lag aan zijn voetdeksel. ~
18 Rut 3:14 | 14 Alzo lag zij neder aan zijn voetdeksel
19 1Sa 3:15 | 15 Samuel nu lag tot aan den morgen; toen
20 1Sa 5:4 | vroeg opstonden, ziet, Dagon lag op zijn aangezicht ter aarde
21 1Sa 26:5 | bezag de plaats, waar Saul lag, met Abner, den zoon van
22 1Sa 26:5 | zijn krijgsoverste. En Saul lag in den wagenburg, en het
23 1Sa 26:7 | des nachts; en ziet, Saul lag te slapen in den wagenburg,
24 1Sa 26:7 | hoofdeinde, en Abner, en het volk lag rondom hem. ~
25 2Sa 4:5 | heet geworden was; en hij lag op de slaapstede, in den
26 2Sa 4:7 | huis, als hij op zijn bed lag, in zijn slaapkamer, en
27 2Sa 11:4 | zij tot hem ingekomen was, lag hij bij haar, (zij nu had
28 2Sa 12:16 | een vasten, en ging in, en lag den nacht over op de aarde. ~
29 2Sa 12:24 | en ging tot haar in, en lag bij haar; en zij baarde
30 2Sa 13:14 | verkrachtte hij haar, en lag bij haar. ~
31 2Sa 20:12 | 12 Amasa nu lag in het bloed gewenteld,
32 1Kon 13:24| hem; en zijn dood lichaam lag geworpen op den weg, en
33 1Kon 21:27| vlees legde, en vastte; hij lag ook neder in den zak, en
34 2Kon 9:16| naar Jizreel; want Joram lag aldaar; en Ahazia, de koning
35 Psa 3:6 | 6Ik lag neder en sliep; ik ontwaakte,
36 Jona 1:5 | zijden van het schip, en lag neder, en was met een diepen
37 Mark 1:30| En Simons vrouws moeder lag met de koorts; en terstond
38 Mark 2:4 | neder, daar de geraakte op lag. ~
39 Mark 5:40| ging binnen, waar het kind lag. ~
40 Luk 7:2 | waard was, krank zijnde, lag op zijn sterven. ~
41 Luk 8:42 | omtrent twaalf jaren, en deze lag op haar sterven. En als
42 Luk 16:20 | met name Lazarus, welke lag voor zijn poort vol zweren; ~
43 Joha 4:47| gezond maakte; want hij lag op zijn sterven. ~
44 Joha 5:3 | 3 In dezelve lag een grote menigte van kranken,
45 Joha 11:41| weg, waar de gestorvene lag. En Jezus hief de ogen opwaarts,
46 Hand 5:18| toegenaamd Petrus, daar te huis lag. ~
47 Hand 22:8 | bevangen zijnde, te bed lag; tot denwelken Paulus inging,
48 Open 21:16| 16 En de stad lag vierkant, en haar lengte
|