Book Chapter: Verse
1 Gen 2:21 | de HEERE God een diepen slaap op Adam vallen, en hij sliep;
2 Gen 14:36 | ondergaan, zo viel een diepe slaap op Abram; en ziet, een schrik,
3 Gen 26:16 | 16 Toen nu Jakob van zijn slaap ontwaakte, zeide hij: Gewisselijk
4 Gen 28:40 | nacht de vorst, en dat mijn slaap van mijn ogen week. ~
5 Ric 4:21 | en dreef den nagel in den slaap zijns hoofds, dat hij in
6 Ric 4:21 | hij nu was met een diepen slaap bevangen en vermoeid, en
7 Ric 4:22 | en de nagel was in den slaap zijns hoofds. ~
8 Ric 4:50 | zijn hoofd af, als zij zijn slaap had doornageld en doorgedrongen. ~
9 Ric 15:14 | Toen waakte hij op uit zijn slaap, en nam weg de pin der gevlochten
10 Ric 15:20 | En hij ontwaakte uit zijn slaap, en zeide: Ik zal ditmaal
11 1Sa 26:12 | allen; want er was een diepe slaap des HEEREN op hen gevallen. ~
12 Est 30:1 | denzelfden nacht was de slaap van den koning geweken,
13 Job 4:13 | gezichten des nachts, als diepe slaap valt op de mensen; ~
14 Job 14:12 | niet opwaken, noch uit hun slaap opgewekt worden. ~
15 Job 33:15 | des nachts, als een diepe slaap op de lieden valt, in de
16 Psa 76:6 | geworden; zij hebben hun slaap gesluimerd; en geen van
17 Psa 76:7 | samen wagen en paard in slaap gezonken. ~
18 Psa 90:5 | hen; zij zijn gelijk een slaap; in den morgenstond zijn
19 Psa 127:2 | Zijn beminden als in den slaap geeft. ~
20 Psa 132:4 | 4 Zo ik mijn ogen slaap geve, mijn oogleden sluimering; ~
21 Spre 3:24| gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. ~
22 Spre 4:16| kwaad gedaan hebben; en hun slaap wordt weggenomen, zo zij
23 Spre 6:4 | 4 Laat uw ogen geen slaap toe, noch uw oogleden sluimering. ~
24 Spre 6:9 | Wanneer zult gij van uw slaap opstaan? ~
25 Spre 19:15| Luiheid doet in diepen slaap vallen; en een bedriegelijke
26 Spre 20:13| 13 Heb den slaap niet lief, opdat gij niet
27 Pred 5:11| 11 De slaap des arbeiders is zoet, hij
28 Pred 8:16| daags of des nachts, den slaap niet ziet met zijne
29 Hoo 4:3 | spraak is liefelijk; de slaap uws hoofds is als een stuk
30 Jer 31:26 | ik, en zag toe, en mijn slaap was mij zoet.) ~
31 Jer 51:39 | zij zullen een eeuwigen slaap slapen, en niet opwaken,
32 Jer 51:57 | zij zullen een eeuwigen slaap slapen, en niet opwaken,
33 Dan 2:1 | geest verslagen, en zijn slaap werd in hem gebroken. ~
34 Dan 6:19 | voor zich brengen; en zijn slaap week verre van hem. ~
35 Dan 8:18 | sprak, viel ik in een diepen slaap op mijn aangezicht ter aarde;
36 Dan 10:9 | zo viel ik in een diepen slaap op mijn aangezicht, met
37 Jona 1:5 | neder, en was met een diepen slaap bevangen. ~
38 Zac 4:1 | gelijk een man, die van zijn slaap opgewekt wordt. ~
39 Matt 1:24| opgewekt zijnde van den slaap, deed, gelijk de engel des
40 Matt 25:5 | sluimerig, en vielen in slaap. ~
41 Luk 8:23 | zij voeren, viel Hij in slaap; en er kwam een storm van
42 Luk 9:32 | met hem waren, waren met slaap bezwaard; en ontwaakt zijnde,
43 Joha 11:11| ga heen, om hem uit den slaap op te wekken. ~
44 Hand 14:9 | venster en met een diepen slaap overvallen zijnde, alzo
45 Hand 14:9 | tot hen sprak, door den slaap nederstortende, viel van
46 Rom 13:11 | ure is, dat wij nu uit den slaap opwaken; want de zaligheid
47 Jud 1:8 | Desgelijks evenwel ook dezen, in slaap gebracht zijnde, verontreinigen
|