Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
antothija 1
antwoord 40
antwoordde 285
antwoordden 47
antwoorddet 2
antwoorde 3
antwoorden 63
Frequency    [«  »]
48 wegnemen
48 zebulon
47 alwaar
47 antwoordden
47 bewaard
47 bewaart
47 bewogen

Bijbel

IntraText - Concordances

antwoordden

   Book Chapter: Verse
1 Gen 22:5 | 5 En de zonen Heths antwoordden Abraham, zeggende tot hem: ~ 2 Gen 28:14 | 14 Toen antwoordden Rachel en Lea, en zeiden 3 Gen 31:13 | 13 Toen antwoordden Jakobs zonen aan Sichem 4 Num 31:84 | en de kinderen van Ruben antwoordden, zeggende: Wat de HEERE 5 Joz 1:16 | 16 Toen antwoordden zij Jozua, zeggende: Al 6 Joz 9:24 | 24 Zij dan antwoordden Jozua, en zeiden: Dewijl 7 Joz 23:21 | 21 Toen antwoordden de kinderen van Ruben, en 8 Ric 4:53 | wijsten harer staatsvrouwen antwoordden; ook beantwoordde zij haar 9 Ric 7:8 | En de lieden van Pnuel antwoordden hem, gelijk als de lieden 10 Ric 17:14 | 14 Toen antwoordden de vijf mannen, die gegaan 11 1Sa 9:12 | 12 Toen antwoordden zij hun, en zeiden: Ziet, 12 1Sa 14:12 | 12 Verder antwoordden de mannen der bezetting 13 1Sa 18:7 | En de vrouwen, spelende, antwoordden elkander en zeiden: Saul 14 1Sa 29:5 | zij in den rei elkander antwoordden, zeggende: Saul heeft zijn 15 2Sa 19:42 | 42 Toen antwoordden alle mannen van Juda tegen 16 2Sa 19:43 | En de mannen van Israel antwoordden den mannen van Juda, en 17 Jes 36:21 | Doch zij zwegen stil, en antwoordden hem niet een woord; want 18 Jer 44:15 | 15      Toen antwoordden aan Jeremia al de mannen, 19 Dan 2:7 | 7      Zij antwoordden ten tweeden male, en zeiden: 20 Dan 2:10 | 10      De Chaldeen antwoordden voor den koning, en zeiden: 21 Dan 3:9 | 9      Zij antwoordden en zeiden tot den koning 22 Dan 3:16 | Sadrach, Mesach en Abed-nego antwoordden en zeiden tot den koning 23 Dan 3:24 | gebonden zijnde, geworpen? Zij antwoordden en zeiden tot den koning: 24 Dan 6:14 | 14      Toen antwoordden zij, en zeiden voor den 25 Zac 1:11 | 11      En zij antwoordden den Engel des HEEREN, Die 26 Matt 12:38| 38 Toen antwoordden sommigen der Schriftgeleerden 27 Matt 25:9 | 9 Doch de wijzen antwoordden, zeggende: Geenszins, opdat 28 Mark 8:4 | 4 En Zijn discipelen antwoordden Hem: Van waar zal iemand 29 Mark 8:28| 28 En zij antwoordden: Johannes de Doper; en anderen: 30 Mark 9:19| 19 En Hij antwoordden hem, en zeide: O ongelovig 31 Luk 17:37 | 37 En zij antwoordden en zeiden tot Hem: Waar, 32 Luk 20:7 | 7 En zij antwoordden, dat zij niet wisten, vanwaar 33 Joha 2:18| 18 De Joden antwoordden dan, en zeiden tot Hem: 34 Joha 7:46| 46 De dienaars antwoordden: Nooit heeft een mens alzo 35 Joha 7:47| 47 De Farizeen dan antwoordden hun: Zijt ook gijlieden 36 Joha 7:52| 52 Zij antwoordden en zeiden tot hem: Zijt 37 Joha 8:33| 33 Zij antwoordden Hem: Wij zijn Abrahams zaad, 38 Joha 8:39| 39 Zij antwoordden en zeiden tot Hem: Abraham 39 Joha 8:48| 48 De Joden dan antwoordden en zeiden tot Hem: Zeggen 40 Joha 9:20| 20 Zijn ouders antwoordden hun en zeiden: Wij weten, 41 Joha 9:34| 34 Zij antwoordden, en zeiden tot hem: Gij 42 Joha 10:33| 33 De Joden antwoordden Hem, zeggende: Wij stenigen 43 Joha 18:5 | 5 Zij antwoordden Hem: Jezus den Nazarener. 44 Joha 18:30| 30 Zij antwoordden en zeiden tot hem: Indien 45 Joha 19:7 | 7 De Joden antwoordden hem: Wij hebben een wet, 46 Joha 19:15| kruisigen? De overpriesters antwoordden: Wij hebben geen koning, 47 Joha 21:5 | niet enige toespijs? Zij antwoordden Hem: Neen. ~


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License