Book Chapter: Verse
1 Gen 12:8 | zijnde Beth-El tegen het westen, en Ai tegen het oosten;
2 Exo 26:22 | des tabernakels tegen het westen zult gij zes berderen maken. ~
3 Exo 36:27 | des tabernakels tegen het westen, maakte hij zes berderen. ~
4 Num 2:18 | hun heiren, zal tegen het westen zijn; en Elisama, de zoon
5 Num 33:6 | Aangaande de landpale van het westen, daar zal u de grote zee
6 Num 33:6 | zal uw landpale van het westen zijn. ~
7 Num 34:5 | en aan den hoek van het westen, twee duizend ellen, en
8 Deu 3:27 | hef uw ogen op naar het westen, en naar het noorden, en
9 Deu 33:23 | HEEREN; bezit erfelijk het westen en het zuiden. ~
10 Joz 8:9 | en tussen Ai, tegen het westen van Ai; maar Jozua overnachtte
11 Joz 8:12 | Beth-El en tussen Ai, aan het westen der stad. ~
12 Joz 8:13 | en zijn lage was aan het westen der stad. En Jozua ging
13 Joz 11:3 | het oosten en tegen het westen, en de Amorieten, en de
14 Joz 12:7 | van de Jordaan tegen het westen, van Baal-Gad aan, in het
15 Joz 15:10 | omkeren Baala tegen het westen, naar het gebergte Seir,
16 Joz 15:12 | De landpale nu tegen het westen zal zijn tot de grote zee
17 Joz 16:3 | En het gaat af tegen het westen naar de landpale Jafleti,
18 Joz 16:6 | landpale gaat uit tegen het westen bij Michmetath, van het
19 Joz 18:14 | Juda. Dit is de hoek ten westen. ~
20 Joz 18:15 | deze landpale gaat uit ten westen, en zij komt uit aan de
21 Joz 19:11 | landpale gaat opwaarts naar het westen en Mar-ala, en reikt tot
22 Joz 19:34 | Aser reikt zij tegen het westen, en aan Juda aan de Jordaan
23 1Kon 7:25| en drie ziende naar het westen, en drie ziende naar het
24 1Kro 7:28| oosten Naaran, en tegen het westen Gezer en haar onderhorige
25 1Kro 9:24| tegen het oosten, tegen het westen, tegen het noorden, en tegen
26 1Kro 12:15| het oosten en tegen het westen. ~
27 1Kro 27:16| Suppim en Hosa tegen het westen, met de poort Schallechet,
28 1Kro 27:18| 18 Aan Parbar tegen het westen waren er vier bij den hogen
29 1Kro 27:30| van de Jordaan tegen het westen, over al het werk des HEEREN,
30 2Kro 4:4 | en drie ziende naar het westen, en drie ziende naar het
31 2Kro 32:30| recht af beneden naar het westen der stad Davids; want Jehizkia
32 Psa 75:7 | het oosten, noch uit het westen, noch uit de woestijn; ~
33 Psa 103:12 | ver het oosten is van het westen, zo ver doet Hij onze overtredingen
34 Psa 107:3 | van het oosten en van het westen, van het noorden en van
35 Jes 11:14 | schouder vliegen tegen het westen, en zij zullen te zamen
36 Jes 49:12 | van het noorden en van het westen, en geen uit het land van
37 Eze 41:12 | den hoek des wegs naar het westen, was de breedte zeventig
38 Eze 46:19 | aan beide zijden, naar het westen. ~
39 Dan 8:4 | met de hoornen tegen het westen stiet, en tegen het noorden,
40 Dan 8:5 | kwam een geitenbok van het westen over den gansen aardbodem,
41 Zac 14:4 | oosten, en naar het westen, zodat er een zeer grote
42 Matt 8:11| zullen komen van oosten en westen en zullen met Abraham, en
43 Matt 24:27| oosten, en schijnt tot het westen, alzo zal ook de toekomst
44 Luk 12:54 | wolk ziet opgaan van het westen, terstond zegt gijlieden:
45 Luk 13:29 | zullen er komen van Oosten en Westen, en van Noorden en Zuiden,
46 Open 21:13| zuiden drie poorten, van het westen drie poorten. ~
|