Book Chapter: Verse
1 Gen 27:6 | zeiden: Het is wel; en zie, Rachel, zijn dochter, komt met
2 Gen 27:9 | nog met hen sprak, zo kwam Rachel met de schapen, die haar
3 Gen 27:10 | het geschiedde, als Jakob Rachel zag, de dochter van Laban,
4 Gen 27:11 | 11 En Jakob kuste Rachel; en hij hief zijn stem op
5 Gen 27:12 | 12 En Jakob gaf Rachel te kennen, dat hij een broeder
6 Gen 27:16 | de naam der kleinste was Rachel. ~
7 Gen 27:17 | Lea had tedere ogen; maar Rachel was schoon van gedaante,
8 Gen 27:18 | 18 En Jakob had Rachel lief; en hij zeide: Ik zal
9 Gen 27:18 | u zeven jaren dienen, om Rachel, uw kleinste dochter. ~
10 Gen 27:20 | 20 Alzo diende Jakob om Rachel zeven jaren; en die waren
11 Gen 27:25 | ik niet bij u gediend om Rachel? waarom hebt gij mij dan
12 Gen 27:28 | van deze. Toen gaf hij hem Rachel, zijn dochter, hem tot een
13 Gen 27:29 | Laban gaf aan zijn dochter Rachel zijn dienstmaagd Bilha,
14 Gen 27:30 | 30 En hij ging ook in tot Rachel, en had ook Rachel liever
15 Gen 27:30 | in tot Rachel, en had ook Rachel liever dan Lea; en hij diende
16 Gen 27:31 | Hij haar baarmoeder; maar Rachel was onvruchtbaar. ~
17 Gen 27:36 | 1 Als nu Rachel zag, dat zij Jakob niet
18 Gen 27:36 | niet baarde, zo benijdde Rachel haar zuster; en zij zeide
19 Gen 27:37 | ontstak Jakobs toorn tegen Rachel, en hij zeide: Ben ik dan
20 Gen 27:41 | 6 Toen zeide Rachel: God heeft mij gericht,
21 Gen 27:43 | 8 Toen zeide Rachel: Ik heb worstelingen Gods
22 Gen 27:49 | zijn moeder Lea. Toen zeide Rachel tot Lea: Geef mij toch van
23 Gen 27:50 | Dudaim nemen zult? Toen zeide Rachel: Daarom zal hij dezen nacht
24 Gen 27:57 | 22 God dacht ook aan Rachel; en God verhoorde haar,
25 Gen 27:60 | 25 En het geschiedde, Als Rachel Jozef gebaard had, dat Jakob
26 Gen 28:4 | zond Jakob heen, en riep Rachel en Lea, op het veld tot
27 Gen 28:14 | 14 Toen antwoordden Rachel en Lea, en zeiden tot hem:
28 Gen 28:19 | schapen te scheren; zo stal Rachel de terafim, die haar vader
29 Gen 28:32 | Want Jakob wist niet, dat Rachel dezelve gestolen had. ~
30 Gen 28:33 | kwam hij in de tent van Rachel. ~
31 Gen 28:34 | 34 Maar Rachel had de terafim genomen,
32 Gen 30:1 | kinderen onder Lea, en onder Rachel, en onder de twee dienstmaagden. ~
33 Gen 30:2 | meer achterwaarts; maar Rachel en Jozef de achterste. ~
34 Gen 30:7 | daarna trad Jozef toe en Rachel, en zij bogen zich neder. ~
35 Gen 32:16 | tot Efrath te komen; en Rachel baarde, en zij had het hard
36 Gen 32:19 | 19 Alzo stierf Rachel; en zij werd begraven aan
37 Gen 32:24 | 24 De zonen van Rachel: Jozef en Benjamin. ~
38 Gen 42:19 | 19 De zonen van Rachel, Jakobs huisvrouw: Jozef
39 Gen 42:22 | 22 Dit zijn de zonen van Rachel, die Jakob geboren zijn,
40 Gen 42:25 | die Laban aan zijn dochter Rachel gegeven had; en zij baarde
41 Gen 44:7 | nu van Paddan kwam, zo is Rachel bij mij gestorven in het
42 Rut 4:11 | die in uw huis komt, als Rachel en als Lea, die beiden het
43 1Sa 10:2 | vinden bij het graf van Rachel, aan de landpale van Benjamin,
44 1Sa 30:29 | 29 En tot die te Rachel, en tot die, welke in de
45 Jer 31:15 | een zeer bitter geween; Rachel weent over haar kinderen;
46 Matt 2:18| geween en veel gekerm; Rachel beweende haar kinderen,
|