Book Chapter: Verse
1 2Sa 11:3 | Eliam, de huisvrouw van Uria, den Hethiet? ~
2 2Sa 11:6 | tot Joab, zeggende: Zend Uria, den Hethiet, tot mij. En
3 2Sa 11:6 | Hethiet, tot mij. En Joab zond Uria tot David. ~
4 2Sa 11:7 | 7 Als nu Uria tot hem kwam, zo vraagde
5 2Sa 11:8 | 8 Daarna zeide David tot Uria: Ga af naar uw huis, en
6 2Sa 11:8 | en was uw voeten. En toen Uria uit des konings huis uitging,
7 2Sa 11:9 | 9 Maar Uria legde zich neder voor de
8 2Sa 11:10 | David te kennen, zeggende: Uria is niet afgegaan in zijn
9 2Sa 11:10 | huis. Toen zeide David tot Uria: Komt gij niet van de reis?
10 2Sa 11:11 | 11 En Uria zeide tot David: De ark,
11 2Sa 11:12 | 12 Toen zeide David tot Uria: Blijf ook heden hier, zo
12 2Sa 11:12 | morgen afzenden. Alzo bleef Uria te Jeruzalem, dien dag en
13 2Sa 11:14 | zond dien door de hand van Uria. ~
14 2Sa 11:15 | dien brief, zeggende: Stel Uria vooraan tegenover den sterksten
15 2Sa 11:16 | stad gelet had, dat hij Uria stelde aan de plaats, waarvan
16 2Sa 11:17 | van Davids knechten, en Uria, de Hethiet, stierf ook. ~
17 2Sa 11:21 | zult gij zeggen: Uw knecht, Uria, de Hethiet, is ook dood. ~
18 2Sa 11:24 | gebleven zijn; en uw knecht, Uria, de Hethiet, is ook dood. ~
19 2Sa 11:26 | Als nu de huisvrouw van Uria hoorde, dat haar man Uria
20 2Sa 11:26 | Uria hoorde, dat haar man Uria dood was, zo droeg zij leed
21 2Sa 12:9 | is in Zijn ogen? Gij hebt Uria, den Hethiet, met het zwaard
22 2Sa 12:10 | hebt, en de huisvrouw van Uria, den Hethiet, genomen hebt,
23 2Sa 12:15 | kind, dat de huisvrouw van Uria David gebaard had, dat het
24 2Sa 23:39 | 39 Uria, de Hethiet, zeven en dertig
25 1Kon 15:5 | dan alleen in de zaak van Uria, den Hethiet. ~
26 2Kon 17:10| koning Achaz aan den priester Uria de gelijkenis van het altaar,
27 2Kon 17:11| 11 En Uria, de priester, bouwde een
28 2Kon 17:11| had; alzo deed de priester Uria, tegen dat de koning Achaz
29 2Kon 17:15| En de koning Achaz gebood Uria, den priester, zeggende:
30 2Kon 17:16| 16 En Uria, de priester, deed naar
31 2Kon 18:10| koning Achaz aan den priester Uria de gelijkenis van het altaar,
32 2Kon 18:11| 11 En Uria, de priester, bouwde een
33 2Kon 18:11| had; alzo deed de priester Uria, tegen dat de koning Achaz
34 2Kon 18:15| En de koning Achaz gebood Uria, den priester, zeggende:
35 2Kon 18:16| 16 En Uria, de priester, deed naar
36 1Kro 11:41| 41 Uria, de Hethiet; Zabad, de zoon
37 Ezra 8:33| van Meremoth, den zoon van Uria, den priester, en met hem
38 Neh 3:4 | verbeterde Meremoth, de zoon van Uria, den zoon van Koz; en aan
39 Neh 3:21 | verbeterde Meremoth, de zoon van Uria, den zoon van Koz, een ander
40 Neh 8:5 | Mattithja, en Sema, en Anaja, en Uria, en Hilkia, en Maaseja,
41 Jes 8:2 | ik mij getrouwe getuigen, Uria, den priester, en Zacharia,
42 Jer 26:20 | des HEEREN profeteerde, Uria, de zoon van Semaja, van
43 Jer 26:21 | koning hem te doden; als Uria dat hoorde, zo vreesde hij,
44 Jer 26:23 | 23 Die voerden Uria uit Egypte, en brachten
45 Matt 1:6 | Salomon bij degene, die Uria's vrouw was geweest; ~
|