Book Chapter: Verse
1 Lev 14:9 | en zijn vlees met water baden, zo zal hij rein zijn. ~
2 Lev 15:5 | wassen, en zich met water baden, en zal onrein zijn tot
3 Lev 15:6 | wassen, en zich met water baden, en zal onrein zijn tot
4 Lev 15:7 | wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan
5 Lev 15:8 | wassen, en zal zich met water baden, en onrein zijn tot aan
6 Lev 15:10 | wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan
7 Lev 15:11 | wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan
8 Lev 15:13 | zijn vlees met levend water baden, zo zal hij rein zijn. ~
9 Lev 15:16 | zijn ganse vlees met water baden, en onrein zijn tot aan
10 Lev 15:18 | zullen zij zich met water baden, en onrein zijn tot aan
11 Lev 15:21 | wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan
12 Lev 15:22 | wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan
13 Lev 15:27 | wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan
14 Lev 16:4 | hij zijn vlees met water baden, als hij ze zal aandoen. ~
15 Lev 16:24 | heilige plaats met water baden, en zijn klederen aandoen;
16 Lev 16:26 | en zijn vlees met water baden; en daarna zal hij in het
17 Lev 16:28 | en zijn vlees met water baden; en daarna zal hij in het
18 Lev 17:15 | wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan
19 Lev 22:6 | zal zijn vlees met water baden. ~
20 Deu 23:11 | den avond met water zal baden; en als de zon ondergegaan
21 2Kro 32:20| Jesaja, de zoon van Amoz, baden daartegen, en zij riepen
22 Neh 4:9 | 9 Maar wij baden tot onzen God, en zetten
23 Psa 105:40 | 40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen,
24 Matt 8:31| 31 En de duivelen baden Hem, zeggende: Indien Gij
25 Matt 8:34| tegemoet; en als zij Hem zagen, baden zij, dat Hij uit hun landpalen
26 Matt 14:36| 36 En baden Hem, dat zij alleenlijk
27 Matt 15:23| discipelen, tot Hem komende, baden Hem, zeggende: Laat haar
28 Matt 28:17| 17 En als zij Hem zagen, baden zij Hem aan; doch sommigen
29 Mark 5:12| 12 En al de duivelen baden Hem, zeggende: Zend ons
30 Mark 6:56| kranken op de markten, en baden Hem, dat zij maar den zoom
31 Mark 7:32| die zwaarlijk sprak, en baden Hem, dat Hij de hand op
32 Mark 8:22| brachten tot Hem een blinde, en baden Hem, dat Hij hem aanraakte. ~
33 Luk 4:38 | koorts bevangen, en zij baden Hem voor haar. ~
34 Luk 7:4 | tot Jezus gekomen zijnde, baden Hem ernstelijk, zeggende:
35 Luk 8:31 | 31 En zij baden Hem, dat Hij hun niet gebieden
36 Luk 8:32 | weidende op den berg; en zij baden Hem, dat Hij hun wilde toelaten
37 Luk 8:37 | omliggende land der Gadarenen baden Hem, dat Hij van hen wegging;
38 Joha 4:31| 31 En ondertussen baden Hem de discipelen, zeggende:
39 Joha 4:40| Samaritanen tot Hem gekomen waren, baden zij Hem, dat Hij bij hen
40 Joha 12:21| Bethsaida in Galilea was, en baden hem, zeggende: Heer, wij
41 Joha 19:31| des sabbats was groot), baden Pilatus, dat hun benen zouden
42 Hand 1:24| 24 En zij baden en zeiden: Gij Heere! Gij
43 Hand 5:48| den Naam des Heeren. Toen baden zij hem, dat hij enige dagen
44 Hand 7:3 | 3 Toen vastten en baden zij, en hun de handen opgelegd
45 Hand 7:42| uitgegaan waren uit de synagoge, baden de heidenen, dat tegen den
46 Hand 10:25| omtrent den middernacht baden Paulus en Silas, en zongen
47 Hand 10:39| 39 En zij, komende, baden hen, en als zij hen uitgeleid
48 Hand 12:20| 20 En als zij baden, dat hij langer bij hen
49 Hand 13:31| waren, zonden tot hem, en baden, dat hij zichzelven op de
50 Hand 15:12| Als wij nu dit hoorden, baden beiden wij en die van die
51 Hand 19:2 | voor hem tegen Paulus en baden hem, ~
52 Heb 12:19 | woorden; welke die ze hoorden, baden, dat het woord tot hen niet
|