Book Chapter: Verse
1 Gen 27:53 | en zij noemde zijn naam Issaschar. ~
2 Gen 32:23 | Simeon, en Levi, en Juda, en Issaschar, en Zebulon. ~
3 Gen 42:13 | 13 En de zonen van Issaschar: Tola, en Puwa, en Job,
4 Gen 45:14 | 14 Issaschar is een sterk gebeende ezel,
5 Exo 1:3 | 3 Issaschar, Zebulon, en Benjamin; ~
6 Num 1:8 | 8 Van Issaschar, Nethaneel, de zoon van
7 Num 1:28 | 28 Van de zonen van Issaschar, hun geboorten, naar hun
8 Num 1:29 | getelden van den stam van Issaschar vier en vijftig duizend
9 Num 2:5 | zich legeren de stam van Issaschar; en Nethaneel, de zoon van
10 Num 2:5 | de overste der zonen van Issaschar zijn. ~
11 Num 7:18 | van Zuar, de overste van Issaschar. ~
12 Num 10:15 | den stam der kinderen van Issaschar was Nethaneel, den zoon
13 Num 13:7 | 7 Van de stam van Issaschar, Jigeal, de zoon van Jozef. ~
14 Num 26:23 | 23 De zonen van Issaschar, naar hun geslachten, waren:
15 Num 26:25 | Dat zijn de geslachten van Issaschar, naar hun getelden: vier
16 Num 33:26 | den stam der kinderen van Issaschar, de overste Paltiel, zoon
17 Deu 27:12 | Simeon, en Levi, en Juda, en Issaschar, en Jozef, en Benjamin. ~
18 Deu 33:18 | Zebulon! over uw uittocht, en Issaschar! over uw hutten. ~
19 Joz 17:10 | Aser, en aan het oosten aan Issaschar. ~
20 Joz 17:11 | 11 Want Manasse had, in Issaschar en in Aser, Beth-Sean en
21 Joz 19:17 | vierde lot ging uit voor Issaschar, voor de kinderen van Issaschar,
22 Joz 19:17 | Issaschar, voor de kinderen van Issaschar, naar hun huisgezinnen. ~
23 Joz 19:23 | den stam der kinderen van Issaschar, naar hun huisgezinnen,
24 Joz 21:6 | huisgezinnen van den stam van Issaschar, en van den stam van Aser,
25 Joz 22:1 | 28 En van den stam van Issaschar, Kisjon en haar voorsteden,
26 Ric 4:39 | Ook waren de vorsten in Issaschar met Debora; en gelijk Issaschar,
27 Ric 4:39 | Issaschar met Debora; en gelijk Issaschar, alzo was Barak; op zijn
28 Ric 9:1 | zoon van Dodo, een man van Issaschar; en hij woonde te Samir,
29 1Kon 4:17| de zoon van Paruah, in Issaschar. ~
30 1Kon 15:27| van Ahia, van het huis van Issaschar, maakte een verbintenis
31 1Kro 2:1 | Ruben, Simeon, Levi en Juda, Issaschar en Zebulon, ~
32 1Kro 6:62| hadden van den stam van Issaschar, en van den stam van Aser,
33 1Kro 6:72| 72 En van den stam van Issaschar: Kedes en haar voorsteden,
34 1Kro 7:1 | 1 De kinderen van Issaschar waren Thola en Pua, Jasib
35 1Kro 7:5 | in alle huisgezinnen van Issaschar, kloeke helden, waren zeven
36 1Kro 12:32| 32 En van de kinderen van Issaschar, die ervaren waren in het
37 1Kro 12:40| naasten aan hen, tot aan Issaschar, en Zebulon, en Nafthali,
38 1Kro 27:5 | 5 Ammiel de zesde, Issaschar de zevende, Peullethai de
39 1Kro 28:18| broederen van David; over Issaschar was Omri, de zoon van Michael; ~
40 2Kro 30:18| velen van Efraim en Manasse, Issaschar en Zebulon, hadden zich
41 Eze 48:25 | oosterhoek tot de westerhoek toe, Issaschar een. ~
42 Eze 48:26 | En aan de landpale van Issaschar, van den oosterhoek tot
43 Eze 48:33 | van Simeon, een poort van Issaschar, een poort van Zebulon. ~
44 Open 7:7 | verzegeld; uit het geslacht van Issaschar waren twaalf duizend verzegeld; ~
|