Book Chapter: Verse
1 Num 22:2 | 2 Toen Balak, de zoon van Zippor, zag
2 Num 22:4 | oplikt. Te dier tijd nu was Balak, de zoon van Zippor, koning
3 Num 22:7 | spraken tot hem de woorden van Balak. ~
4 Num 22:10 | Toen zeide Bileam tot God: Balak, de zoon van Zippor, de
5 Num 22:13 | zeide tot de vorsten van Balak: Gaat naar uw land; want
6 Num 22:14 | Moabieten op, en kwamen tot Balak, en zij zeiden: Bileam heeft
7 Num 22:15 | 15 Doch Balak voer nog voort vorsten te
8 Num 22:16 | en hem zeiden: Alzo zegt Balak, de zoon van Zippor: Laat
9 Num 22:18 | zeide tot de dienaren van Balak: Wanneer Balak mij zijn
10 Num 22:18 | dienaren van Balak: Wanneer Balak mij zijn huis vol zilver
11 Num 22:35 | Bileam met de vorsten van Balak. ~
12 Num 22:36 | 36 Als Balak hoorde, dat Bileam kwam,
13 Num 22:37 | 37 En Balak zeide tot Bileam: Heb ik
14 Num 22:38 | 38 Toen zeide Bileam tot Balak: Zie, ik ben tot u gekomen;
15 Num 22:39 | 39 En Bileam ging met Balak; en zij kwamen te Kirjath-Huzzoth.
16 Num 22:40 | 40 Toen slachtte Balak runderen en schapen; en
17 Num 22:41 | geschiedde des morgens, dat Balak Bileam nam, en voerde hem
18 Num 23:1 | 1 Toen zeide Bileam tot Balak: Bouw mij hier zeven altaren,
19 Num 23:2 | 2 Balak nu deed, gelijk als Bileam
20 Num 23:2 | Bileam gesproken had; en Balak en Bileam offerden een var
21 Num 23:3 | 3 Toen zeide Bileam tot Balak: Blijf staan bij uw brandoffer,
22 Num 23:5 | en zeide: Keer weder tot Balak, en spreek aldus. ~
23 Num 23:7 | zeide: Uit Syrie heeft mij Balak, de koning der Moabieten,
24 Num 23:11 | 11 Toen zeide Balak tot Bileam: Wat hebt gij
25 Num 23:13 | 13 Toen zeide Balak tot hem: Kom toch met mij
26 Num 23:15 | 15 Toen zeide hij tot Balak: Blijf hier staan bij uw
27 Num 23:16 | Hij zeide: Keer weder tot Balak, en spreek alzo. ~
28 Num 23:17 | vorsten der Moabieten bij hem. Balak nu zeide tot hem: Wat heeft
29 Num 23:18 | spreuk op, en zeide: Sta op, Balak, en hoor! Neig uw oren tot
30 Num 23:25 | 25 Toen zeide Balak tot Bileam: Gij zult het
31 Num 23:26 | antwoordde en zeide tot Balak: Heb ik niet tot u gesproken,
32 Num 23:27 | 27 Verder zeide Balak tot Bileam: Kom toch, ik
33 Num 23:28 | 28 Toen nam Balak Bileam mede tot de hoogte
34 Num 23:29 | 29 En Bileam zeide tot Balak: Bouw mij hier zeven altaren,
35 Num 23:30 | 30 Balak nu deed, gelijk als Bileam
36 Num 24:10 | Toen ontstak de toorn van Balak tegen Bileam, en hij sloeg
37 Num 24:10 | sloeg zijn handen samen; en Balak zeide tot Bileam: Ik heb
38 Num 24:12 | 12 Toen zeide Bileam tot Balak: Heb ik ook niet tot uw
39 Num 24:13 | 13 Wanneer mij Balak zijn huis vol zilver en
40 Num 24:25 | keerde weder tot zijn plaats. Balak ging ook zijn weg. ~
41 Joz 25:9 | 9 Ook maakt zich Balak op, de zoon van Zippor,
42 Ric 10:25 | zijt gij veel beter dan Balak, de zoon van Zippor, de
43 Mic 6:5 | Mijn volk! gedenk toch wat Balak, de koning van Moab, beraadslaagde,
44 Open 2:14| lering van Balaam houden, die Balak leerde den kinderen Israels
|