Book Chapter: Verse
1 Gen 27:70 | geplekte geiten, al waar wit aan was, en al het bruine
2 Gen 27:72 | strepen, ontblotende het wit, hetwelk aan die roeden
3 Gen 45:12 | van ogen door den wijn, en wit van tanden door de melk. ~
4 Exo 4:6 | zijn hand was melaats, wit als sneeuw. ~
5 Exo 16:31 | het was als korianderzaad, wit, en de smaak daarvan was
6 Lev 13:3 | het haar in die plaag in wit veranderd is, en het aanzien
7 Lev 13:4 | blaar in het vel zijn vleses wit is, en haar aanzien niet
8 Lev 13:4 | vel, en het haar niet in wit veranderd is, zo zal de
9 Lev 13:10 | merken zal, dat, ziet, een wit gezwel in het vel is, hetwelk
10 Lev 13:10 | is, hetwelk het haar in wit veranderd heeft, en gezondheid
11 Lev 13:13 | verklaren; zij is geheel in wit veranderd; hij is rein. ~
12 Lev 13:16 | levende vlees verkeert, en in wit veranderd zal worden, zo
13 Lev 13:17 | dat, ziet, de plaag in wit veranderd is, zo zal de
14 Lev 13:19 | plaats van die zweer een wit gezwel, of een witte roodachtige
15 Lev 13:20 | vel, en derzelver haar in wit veranderd is, zo zal de
16 Lev 13:21 | hebben, dat, ziet, geen wit haar daaraan is, en die
17 Lev 13:25 | het haar op de blaar in wit veranderd is, en haar aanzien
18 Lev 13:26 | ziet, op de blaar geen wit haar is, en zij niet lager
19 Lev 13:43 | zijn kaalheid, of blesse, wit roodachtig is, gelijk het
20 Num 12:10 | ziet, Mirjam was melaats, wit als de sneeuw. En Aaron
21 2Kon 5:27| zijn aangezicht, melaats, wit als de sneeuw. ~ ~ ~
22 Est 49:8 | konings in een hemelsblauw en wit koninklijk kleed, en met
23 Psa 21:13 | zult hen zetten tot een wit; met Uw pezen zult Gij het
24 Pred 9:8 | uw klederen te allen tijd wit zijn, en laat op uw hoofd
25 Jes 1:18 | als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw, al waren
26 Dan 7:9 | Zich zette, Wiens kleed wit was als de sneeuw, en het
27 Dan 11:35 | louteren en te reinigen, en wit te maken, tot den tijd van
28 Dan 12:10 | Velen zullen er gereinigd en wit gemaakt, en gelouterd worden;
29 Joe 1:7 | nedergeworpen, zijn ranken zijn wit geworden. ~
30 Matt 5:36| omdat gij niet een haar kunt wit of zwart maken; ~
31 Matt 17:2 | en Zijn klederen werden wit gelijk het licht. ~
32 Matt 28:3 | bliksem, en zijn kleding wit gelijk sneeuw. ~
33 Mark 9:3 | klederen werden blinkende, zeer wit als sneeuw, hoedanige geen
34 Mark 9:3 | geen voller op aarde zo wit maken kan. ~
35 Mark 16:5 | rechter zijde, bekleed met een wit lang kleed, en werden verbaasd.
36 Luk 9:29 | veranderd, en Zijn kleding wit en zeer blinkende. ~
37 Joha 4:35| landen; want zij zijn alrede wit om te oogsten. ~
38 Fili 3:14| voor is, jaag ik naar het wit, tot den prijs der roeping
39 Open 1:14| En Zijn hoofd en haar was wit, gelijk als witte wol, gelijk
40 Open 6:2 | En ik zag, en ziet, een wit paard, en Die daarop zat,
41 Open 7:14| hebben hun lange klederen wit gemaakt in het bloed des
42 Open 19:11| hemel geopend; en ziet, een wit paard, en Die op hetzelve
43 Open 19:14| witte paarden, gekleed met wit en rein fijn lijnwaad. ~
|