Book Chapter: Verse
1 2Sa 5:14 | Schammua, en Schobab, en Nathan, en Salomo. ~
2 2Sa 7:2 | de koning tot den profeet Nathan: Zie toch, ik woon in een
3 2Sa 7:3 | 3 En Nathan zeide tot den koning: Ga
4 2Sa 7:4 | het woord des HEEREN tot Nathan geschiedde, zeggende: ~
5 2Sa 7:17 | ganse gezicht, alzo sprak Nathan tot David. ~
6 2Sa 12:1 | 1 En de HEERE zond Nathan tot David. Als die tot hem
7 2Sa 12:5 | dien man; en hij zeide tot Nathan: Zo waarachtig als de HEERE
8 2Sa 12:7 | 7 Toen zeide Nathan tot David: Gij zijt die
9 2Sa 12:13 | 13 Toen zeide David tot Nathan: Ik heb gezondigd tegen
10 2Sa 12:13 | gezondigd tegen den HEERE! En Nathan zeide tot David: De HEERE
11 2Sa 12:15 | 15 Toen ging Nathan naar zijn huis. En de HEERE
12 2Sa 12:25 | de hand van den profeet Nathan, en noemde zijn naam Jedid-Jah,
13 2Sa 23:36 | 36 Jig-al, de zoon van Nathan, van Zoba; Bani, de Gadiet; ~
14 1Kon 1:8 | de zoon van Jojada, en Nathan, de profeet, en Simei, en
15 1Kon 1:10| 10 Maar Nathan, den profeet, en Benaja,
16 1Kon 1:11| 11 Toen sprak Nathan tot Bathseba, de moeder
17 1Kon 1:22| den koning, als de profeet Nathan inkwam. ~
18 1Kon 1:23| zeggende: Zie, de profeet Nathan is daar; en hij kwam voor
19 1Kon 1:24| 24 En Nathan zeide: Mijn heer koning!
20 1Kon 1:32| Zadok, den priester, en Nathan, den profeet, en Benaja,
21 1Kon 1:34| Zadok, de priester, met Nathan, den profeet, hem aldaar
22 1Kon 1:38| Zadok, de priester, af, met Nathan, den profeet, en Benaja,
23 1Kon 1:44| Zadok, den priester, en Nathan, den profeet, en Benaja,
24 1Kon 1:45| hem Zadok, de priester, en Nathan, de profeet, in Gihon tot
25 1Kon 4:5 | 5 En Azaria, de zoon van Nathan, was over de bestelmeesters;
26 1Kon 4:5 | bestelmeesters; en Zabud, de zoon van Nathan, was overambtman, des konings
27 1Kro 2:36| 36 Attai nu gewon Nathan, en Nathan gewon Zabad, ~
28 1Kro 2:36| Attai nu gewon Nathan, en Nathan gewon Zabad, ~
29 1Kro 3:5 | geboren: Simea, en Sobab, en Nathan, en Salomo; deze vier zijn
30 1Kro 11:38| 38 Joel, de broeder van Nathan; Mibhar, de zoon van Geri; ~
31 1Kro 14:4 | Jeruzalem had: Sammua, en Sobab, Nathan en Salomo, ~
32 1Kro 17:1 | huis woonde, dat David tot Nathan, den profeet, zeide: Zie,
33 1Kro 17:2 | 2 Toen zeide Nathan tot David: Doe alles, wat
34 1Kro 17:3 | dat het woord Gods tot Nathan kwam, zeggende: ~
35 1Kro 17:15| ganse gezicht, alzo sprak Nathan tot David. ~
36 1Kro 30:29| geschiedenissen van den profeet Nathan, en in de geschiedenissen
37 2Kro 10:29| geschreven in de woorden van Nathan, den profeet, en in de profetie
38 2Kro 29:25| ziener des konings, en van Nathan, den profeet; want dit gebod
39 Ezra 8:16| en tot Elnathan, en tot Nathan, en tot Zacharja, en tot
40 Ezra 10:39| 39 En Selemja, en Nathan, en Adaja, ~
41 Psa 51:2 | 2 Toen de profeet Nathan tot hem was gekomen, nadat
42 Zac 12:12 | geslacht van het huis van Nathan bijzonder, en hun vrouwen
43 Luk 3:31 | van Mattatha, den zoon van Nathan, den zoon van David, ~
|