Book Chapter: Verse
1 Deu 32:6 | den HEERE vergelden, gij, dwaas en onwijs volk! Is Hij niet
2 Deu 32:21 | geen volk zijn; door een dwaas volk zal Ik hen tot toorn
3 Ric 18:24 | doet aan dezen man zulk een dwaas ding niet. ~
4 2Sa 3:33 | Abner gestorven, als een dwaas sterft? ~
5 Job 5:3 | 3 Ik heb gezien een dwaas wortelende; doch terstond
6 Psa 14:1 | den opperzangmeester. De dwaas zegt in zijn hart: Er is
7 Psa 49:11 | sterven, dat te zamen een dwaas en een onvernuftige omkomen,
8 Psa 53:2 | 2De dwaas zegt in zijn hart: Er is
9 Psa 74:18 | den HEERE gesmaad, en een dwaas volk heeft Uw Naam gelasterd. ~
10 Psa 92:7 | weet er niet van, en een dwaas verstaat ditzelve niet; ~
11 Spre 7:22| slachting gaat, en gelijk een dwaas tot de tuchtiging der boeien. ~
12 Spre 10:8 | de geboden aan; maar die dwaas is van lippen, zal omgeworpen
13 Spre 10:10| richt smart aan; en een dwaas van lippen zal omgeworpen
14 Spre 11:29| beroert, zal wind erven; en de dwaas zal een knecht zijn desgenen,
15 Spre 14:1 | haar huis; maar die zeer dwaas is, breekt het af met haar
16 Spre 14:9 | 9 Elke dwaas zal de schuld verbloemen;
17 Spre 15:5 | 5 Een dwaas zal de tucht zijns vaders
18 Spre 17:28| 28 Een dwaas zelfs, die zwijgt, zal wijs
19 Spre 20:3 | af te blijven; maar ieder dwaas zal er zich in mengen. ~
20 Spre 27:22| 22 Al stiet gij den dwaas in een mortier met een stamper,
21 Spre 29:9 | Een wijs man, met een dwaas man in rechten zich begeven
22 Spre 30:22| als hij regeert; en een dwaas, als hij van brood verzadigd
23 Pred 2:16| van een wijze, dan van een dwaas zijn; aangezien hetgeen
24 Pred 2:19| of hij wijs zal zijn, of dwaas? Evenwel zal hij heersen
25 Pred 7:17| goddeloos, noch wees al te dwaas; waarom zoudt gij sterven
26 Pred 10:3 | 3 En ook wanneer de dwaas op den weg wandelt, zijn
27 Pred 10:3 | tot een iegelijk, dat hij dwaas is. ~
28 Pred 10:6 | 6 Een dwaas wordt gezet in grote hoogheden,
29 Pred 10:14| 14 De dwaas maakt wel veel woorden;
30 Jes 32:5 | 5 De dwaas zal niet meer genoemd worden
31 Jes 32:6 | 6 Want een dwaas spreekt dwaasheid, en zijn
32 Jer 4:22 | Zekerlijk, Mijn volk is dwaas, Mij kennen zij niet; het
33 Jer 5:21 | 21 Hoort nu dit, gij dwaas en harteloos volk! die ogen
34 Jer 17:11 | in zijn laatste een dwaas zijn. ~
35 Hos 9:7 | worden; de profeet is een dwaas, de man des geestes is
36 Matt 5:22| raad; maar wie zegt: Gij dwaas! die zal strafbaar zijn
37 Matt 25:3 | 3 Die dwaas waren, haar lampen nemende,
38 Luk 12:20 | Maar God zeide tot hem: Gij dwaas! in dezen nacht zal men
39 Rom 1:22 | uitgevende voor wijzen, zijn zij dwaas geworden; ~
40 1Kor 1:20| wijsheid dezer wereld niet dwaas gemaakt? ~
41 1Kor 3:18| in deze wereld, die worde dwaas, opdat hij wijs moge worden. ~
42 1Kor 15:36| 36 Gij dwaas, hetgeen gij zaait, wordt
43 2Tim 2:23| En verwerp de vragen, die dwaas en zonder lering zijn, wetende,
|