Book Chapter: Verse
1 1Kon 12:22| woord van God geschiedde tot Semaja, den man Gods, zeggende: ~
2 1Kro 3:22| kinderen nu van Sechanja waren Semaja; en de kinderen van Semaja
3 1Kro 3:22| Semaja; en de kinderen van Semaja waren Hattus, en Jigeal,
4 1Kro 4:37| van Simri, den zoon van Semaja; ~
5 1Kro 5:4 | kinderen van Joel: zijn zoon Semaja; zijn zoon Gog; zijn zoon
6 1Kro 9:14| Van de Levieten nu waren Semaja, de zoon van Hasub, den
7 1Kro 9:16| 16 En Obadja, de zoon van Semaja, den zoon van Galal, den
8 1Kro 15:8 | van Elizafan was overste Semaja, en van zijn broederen waren
9 1Kro 15:11| Levieten Uriel, Asaja en Joel, Semaja, en Eliel, en Amminadab. ~
10 1Kro 25:6 | 6 En Semaja, de zoon van Nethaneel,
11 1Kro 27:4 | Obed-Edom had ook kinderen: Semaja was de eerstgeborene, Jozabad
12 1Kro 27:6 | 6 Ook werden zijn zoon Semaja kinderen geboren, heersende
13 1Kro 27:7 | 7 De kinderen van Semaja waren Othni, en Refael,
14 2Kro 12:2 | des HEEREN geschiedde tot Semaja, den man Gods, zeggende: ~
15 2Kro 13:5 | 5 Toen kwam Semaja, de profeet, tot Rehabeam
16 2Kro 13:7 | het woord des HEEREN tot Semaja, zeggende: Zij hebben zich
17 2Kro 13:15| geschreven in de woorden van Semaja, den profeet, en Iddo, den
18 2Kro 18:8 | En met hen de Levieten, Semaja en Nethanja, en Zebadja,
19 2Kro 29:14| de kinderen van Jeduthun, Semaja en Uzziel. ~
20 2Kro 31:15| en Minjamin, en Jesua, en Semaja, Amarja en Sechanja, in
21 2Kro 35:9 | 9 Daartoe Chonanja, en Semaja, en Nethaneel, zijn broeders,
22 2Kro 36:9 | 9 Daartoe Chonanja, en Semaja, en Nethaneel, zijn broeders,
23 Ezra 8:13| waren: Elifelet, Jehiel, en Semaja; en met hen zestig manspersonen. ~
24 Ezra 8:16| Eliezer, tot Ariel, tot Semaja, en tot Elnathan, en tot
25 Ezra 10:21| Harim: Maaseja, en Elia, en Semaja, en Jehiel, en Uzia, ~
26 Ezra 10:31| Eliezer, Jissia, Malchia, Semaja, Simeon, ~
27 Neh 3:29 | huis. En na hem verbeterde Semaja, de zoon van Sechanja, de
28 Neh 6:10 | nu kwam in het huis van Semaja, den zoon van Delaja, den
29 Neh 10:8 | 8 Maazia, Bilgai, Semaja. Dit waren de priesters. ~
30 Neh 11:15 | 15 En van de Levieten: Semaja, de zoon van Hassub, den
31 Neh 12:6 | 6 Semaja, en Jojarib, Jedaja, ~
32 Neh 12:18 | 18 Van Bilga, Sammua; van Semaja, Jonathan; ~
33 Neh 12:34 | 34 Juda, en Benjamin, en Semaja, en Jeremia; ~
34 Neh 12:35 | van Jonathan, den zoon van Semaja, den zoon van Matthanja,
35 Neh 12:36 | 36 En zijn broeders, Semaja, en Azareel, Milalai, Gilalai,
36 Neh 12:42 | 42 Voorts Maaseja, en Semaja, en Eleazar, en Uzzi, en
37 Jer 26:20 | profeteerde, Uria, de zoon van Semaja, van Kirjath-Jearim; die
38 Jer 29:24 | 24 Tot Semaja nu, den Nechelamiet, zult
39 Jer 29:31 | zeggende: Zo zegt de HEERE van Semaja, den Nechelamiet: Omdat
40 Jer 29:31 | den Nechelamiet: Omdat Semaja ulieden geprofeteerd heeft,
41 Jer 29:32 | zal bezoeking doen over Semaja, den Nechelamiet, en over
42 Jer 36:12 | en Delaja, de zoon van Semaja, en Elnathan, de zoon
|