Book Chapter: Verse
1 Lev 5:3 | zal aangeroerd hebben de onreinigheid van een mens, naar al zijn
2 Lev 5:3 | van een mens, naar al zijn onreinigheid, waarmede hij onrein wordt;
3 Lev 7:20 | gegeten zal hebben, en haar onreinigheid aan haar is, zo zal die
4 Lev 7:21 | aangeroerd hebben, als de onreinigheid des mensen, of het onreine
5 Lev 14:19 | en voor hem, die van zijn onreinigheid te reinigen is, verzoening
6 Lev 15:3 | 3 Dit nu zal zijn onreinigheid om zijn vloed zijn: zo zijn
7 Lev 15:3 | zich verstopt, dat is zijn onreinigheid. ~
8 Lev 15:25 | dagen van den vloed harer onreinigheid, als in de dagen harer afzondering
9 Lev 15:26 | zal onrein zijn, naar de onreinigheid harer afzondering. ~
10 Lev 15:30 | haar, van den vloed harer onreinigheid, verzoening doen voor het
11 Lev 15:31 | Israels afzonderen van hun onreinigheid; opdat zij in hun onreinigheid
12 Lev 15:31 | onreinigheid; opdat zij in hun onreinigheid niet sterven, als zij Mijn
13 Lev 18:19 | de afzondering van haar onreinigheid niet naderen, om haar schaamte
14 Lev 20:21 | zal genomen hebben, het is onreinigheid; hij heeft de schaamte zijns
15 Lev 22:3 | heiligen, naderen zal, als zijn onreinigheid op hem is; diezelve mens
16 Lev 22:5 | onrein is, naar al zijn onreinigheid; ~
17 Num 5:19 | niet afgeweken zijt tot onreinigheid, wees vrij van dit bitter
18 2Sa 11:4 | zij nu had zich van haar onreinigheid gezuiverd), daarna keerde
19 2Kro 29:5 | uwer vaderen, en brengt de onreinigheid uit van het heiligdom. ~
20 2Kro 29:16| het huis des HEEREN al de onreinigheid, die zij in den tempel des
21 Ezra 6:21| mitsgaders al wie zich van de onreinigheid der heidenen des lands tot
22 Ezra 9:11| het andere einde, met hun onreinigheid. ~
23 Eze 7:19 | werpen, en hun goud zal tot onreinigheid zijn; hun zilver en hun
24 Eze 7:20 | heb Ik dat hun tot onreinigheid gesteld. ~
25 Eze 24:11 | roest verbrande, en zijn onreinigheid in het midden van hem versmelte,
26 Eze 24:13 | 13 In uw onreinigheid is schandelijkheid, omdat
27 Eze 24:13 | zijt, zo zult gij van uw onreinigheid niet meer gereinigd worden,
28 Eze 36:17 | Mijn aangezicht als de onreinigheid ener afgezonderde vrouw. ~
29 Eze 39:24 | 24 Naar hun onreinigheid en naar hun overtredingen
30 Zac 13:1 | tegen de zonde en tegen de onreinigheid. ~
31 Matt 23:27| vol doodsbeenderen en alle onreinigheid. ~
32 Rom 1:24 | begeerlijkheden hunner harten tot onreinigheid, om hun lichamen onder elkander
33 Rom 6:19 | om dienstbaar te zijn der onreinigheid en der ongerechtigheid,
34 2Kor 12:21| bekeerd zullen hebben van de onreinigheid, en hoererij, en ontuchtigheid,
35 Gal 5:19 | zijn overspel, hoererij, onreinigheid, ontuchtigheid, ~
36 Efez 4:19| tot ontuchtigheid, om alle onreinigheid gieriglijk te bedrijven. ~
37 Efez 5:3 | 3 Maar hoererij en alle onreinigheid, of gierigheid, laat ook
38 Kol 3:5 | zijn, namelijk hoererij, onreinigheid, schandelijke beweging,
39 1The 2:3 | uit verleiding, noch uit onreinigheid, noch met bedrog; ~
40 1The 4:7 | heeft ons niet geroepen tot onreinigheid, maar tot heiligmaking. ~
41 Open 17:4 | vol van gruwelen, en van onreinigheid harer hoererij. ~
|