Book Chapter: Verse
1 Gen 11:7 | iegelijk de spraak zijns naasten niet hore. ~
2 Exo 20:17 | Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren
3 Exo 20:17 | gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht,
4 Exo 20:17 | ezel, noch iets, dat uws naasten is. ~
5 Exo 22:8 | niet zijn hand aan zijns naasten have gelegd heeft. ~
6 Exo 22:11 | niet zijn hand aan zijns naasten have geslagen heeft; en
7 Exo 22:26 | Indien gij enigszins uws naasten kleed te pand neemt, zo
8 Lev 18:20 | zult niet liggen bij uws naasten huisvrouw ter bezading,
9 Lev 20:10 | hebben, dewijl hij met zijns naasten vrouw overspel gedaan heeft,
10 Lev 24:14 | verkopen, of uit de hand uws naasten kopen zult, dat niemand
11 Lev 24:49 | hem lossen, of die uit de naasten zijns vleses van zijn geslacht
12 Deu 5:21 | gij zult niet begeren uws naasten vrouw; en gij zult u niet
13 Deu 5:21 | niet laten gelusten uws naasten huis, zijn akker, noch zijn
14 Deu 5:21 | ezel, noch iets, dat uws naasten is. ~
15 Deu 19:14 | 14 Gij zult uws naasten landpale, die de voorvaderen
16 Deu 22:24 | ter oorzake dat hij zijns naasten vrouw vernederd heeft; zo
17 Deu 23:24 | Wanneer gij gaan zult in uws naasten wijngaard, zo zult gij druiven
18 Deu 23:25 | Wanneer gij zult gaan in uws naasten staande koren, zo zult gij
19 Deu 23:25 | sikkel zult gij aan uws naasten staande koren niet bewegen. ~
20 Deu 27:17 | Vervloekt zij, die zijns naasten landpale verrukt! En al
21 1Kro 12:40| 40 En ook de naasten aan hen, tot aan Issaschar,
22 Est 1:14 | 14 De naasten nu bij hem waren Carsena,
23 Job 31:9 | een vrouw, of ik aan mijns naasten deur geloerd heb; ~
24 Psa 28:3 | van vrede spreken met hun naasten, maar kwaad is in hun hart. ~
25 Spre 6:3 | dewijl gij in de hand uws naasten gekomen zijt; ga, onderwerp
26 Spre 6:29| Alzo die tot zijns naasten huisvrouw ingaat; al wie
27 Spre 25:17| uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van
28 Spre 27:17| man het aangezicht zijns naasten. ~
29 Jer 5:8 | een iegelijk naar zijns naasten huisvrouw. ~
30 Jer 19:9 | iegelijk het vlees zijns naasten, in de belegering en in
31 Jer 22:13 | opperzalen met onrecht; die zijns naasten dienst om niet gebruikt,
32 Jer 29:23 | bedreven met de vrouwen hunner naasten, en spraken het woord valselijk
33 Eze 18:6 | noch de huisvrouw zijns naasten verontreinigt, noch tot
34 Eze 18:11 | verontreinigt de huisvrouw zijns naasten; ~
35 Eze 18:15 | Israels, de huisvrouw zijns naasten niet verontreinigt; ~
36 Eze 22:11 | gruwel gedaan met zijns naasten huisvrouw, en een ander
37 Eze 33:26 | ieder de huisvrouw zijns naasten; en zoudt gij het land erfelijk
38 Zac 11:6 | elkeen in de hand zijns naasten, en in de hand zijns
39 Zac 14:13 | zodat zij een ieder zijns naasten hand zullen aangrijpen,
40 Zac 14:13 | zal tegen de hand zijns naasten opgaan. ~
41 Hand 7:42| heidenen, dat tegen den naasten sabbat hun dezelfde woorden
|