Book Chapter: Verse
1 2Kon 25:34| veranderde zijn naam in Jojakim; maar Joahaz nam hij mede,
2 2Kon 25:35| 35 En Jojakim gaf dat zilver en dat goud
3 2Kon 25:36| Vijf en twintig jaren was Jojakim oud, toen hij koning werd,
4 2Kon 26:1 | koning van Babel, op, en Jojakim werd zijn knecht drie jaren;
5 2Kon 26:5 | der geschiedenissen van Jojakim, en al wat hij gedaan heeft,
6 2Kon 26:6 | 6 En Jojakim ontsliep met zijn vaderen;
7 2Kon 26:19| HEEREN, naar alles, wat Jojakim gedaan had. ~
8 1Kro 3:15| eerstgeborene Johanan, de tweede Jojakim, de derde Zedekia, de vierde
9 1Kro 3:16| 16 De kinderen van Jojakim nu waren: Jechonia zijn
10 2Kro 37:4 | veranderde zijn naam in Jojakim; maar zijn broeder Joahaz
11 2Kro 37:5 | Vijf en twintig jaren was Jojakim oud, als hij koning werd,
12 2Kro 37:8 | van de geschiedenissen van Jojakim, en zijn gruwelen, die hij
13 Neh 12:10 | 10 Jesua nu gewon Jojakim, en Jojakim gewon Eljasib,
14 Neh 12:10 | Jesua nu gewon Jojakim, en Jojakim gewon Eljasib, en Eljasib
15 Neh 12:12 | 12 En in de dagen van Jojakim waren priesters, hoofden
16 Neh 12:26 | Dezen waren in de dagen van Jojakim, den zoon van Jesua, den
17 Jer 1:3 | tot hem in de dagen van Jojakim, zoon van Josia, koning
18 Jer 22:18 | Daarom zegt de HEERE alzo van Jojakim, zoon van Josia, koning
19 Jer 22:24 | ofschoon Chonia, de zoon van Jojakim, den koning van Juda, een
20 Jer 24:1 | Jechonia, den zoon van Jojakim, den koning van Juda, mitsgaders
21 Jer 25:1 | in het vierde jaar van Jojakim, zoon van Josia, koning
22 Jer 26:1 | begin des koninkrijks van Jojakim, den zoon van Josia, koning
23 Jer 26:21 | 21 En als de koning Jojakim, mitsgaders al zijn geweldigen,
24 Jer 26:22 | 22 Maar de koning Jojakim zond mannen naar Egypte,
25 Jer 26:23 | brachten hem tot den koning Jojakim, en hij sloeg hem met het
26 Jer 27:1 | begin des koninkrijks van Jojakim, zoon van Josia, koning
27 Jer 27:20 | hij Jechonia, den zoon van Jojakim, koning van Juda, van Jeruzalem,
28 Jer 28:4 | Ik Jechonia, den zoon van Jojakim, koning van Juda, en allen,
29 Jer 35:1 | den HEERE, in de dagen van Jojakim, den zoon van Josia, den
30 Jer 36:1 | ook in het vierde jaar van Jojakim, den zoon van Josia, den
31 Jer 36:9 | geschiedde in het vijfde jaar van Jojakim, den zoon van Josia, den
32 Jer 36:28 | zijn op de eerste rol, die Jojakim, de koning van Juda, verbrand
33 Jer 36:29 | 29 En tot Jojakim, den koning van Juda, zult
34 Jer 36:30 | Daarom zegt de HEERE alzo van Jojakim, den koning van Juda: Hij
35 Jer 36:32 | de woorden des boeks, dat Jojakim, de koning van Juda,
36 Jer 45:1 | in het vierde jaar van Jojakim, den zoon van Josia, den
37 Jer 46:2 | het vierde jaar van Jojakim, den zoon van Josia, den
38 Jer 52:2 | HEEREN, naar alles, wat Jojakim gedaan had. ~
39 Dan 1:1 | jaar des koninkrijks van Jojakim, den koning van Juda, kwam
40 Dan 1:2 | 2 En de HEERE gaf Jojakim, den koning van Juda, in
|