Book Chapter: Verse
1 Gen 25:35 | Uw broeder is gekomen met bedrog, en heeft uw zegen weggenomen. ~
2 2Kon 9:23| zeide tot Ahazia: Het is bedrog, Ahazia! ~
3 Job 15:35 | ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan. ~ ~
4 Job 27:4 | spreken, en indien mijn tong bedrog zal uitspreken! ~
5 Psa 32:2 | en in wiens geest geen bedrog is. ~
6 Psa 35:14 | kwaad, en uw lippen van bedrog te spreken. ~
7 Psa 37:4 | zijns monds zijn onrecht en bedrog; hij laat na te verstaan
8 Psa 50:19 | kwade, en uw tong koppelt bedrog. ~
9 Psa 52:4 | geslepen scheermes, werkende bedrog. ~
10 Psa 55:12 | binnen in haar; en list en bedrog wijkt niet van haar straat. ~
11 Psa 101:7 | 7Wie bedrog pleegt, zal binnen mijn
12 Psa 119:118| inzettingen afdwalen, want hun bedrog is leugen. ~
13 Spre 12:5 | goddelozen raadslagen zijn bedrog. ~
14 Spre 12:17| een getuige der valsheden, bedrog. ~
15 Spre 12:20| 20 Bedrog is in het hart dergenen,
16 Spre 26:24| zijn binnenste stelt hij bedrog aan. ~
17 Spre 26:26| 26 Wiens haat door bedrog bedekt is, diens boosheid
18 Spre 31:30| Schin. De bevalligheid is bedrog, en de schoonheid ijdelheid;
19 Jes 53:9 | onrecht gedaan heeft, noch bedrog in Zijn mond geweest is. ~
20 Jer 5:27 | zijn hun huizen vol van bedrog; daarom zijn zij groot en
21 Jer 8:5 | afkering? Zij houden vast aan bedrog, zij weigeren weder te keren. ~
22 Jer 9:6 | woning is in het midden van bedrog; door bedrog weigeren zij
23 Jer 9:6 | midden van bedrog; door bedrog weigeren zij Mij te kennen,
24 Jer 9:8 | een moordpijl, zij spreekt bedrog; een ieder spreekt met zijn
25 Dan 11:23 | vereniging met hem zal hij bedrog plegen, en hij zal optrekken,
26 Hos 12:1 | en het huis Israels met bedrog; maar Juda heerste nog met
27 Zep 1:9 | heren vullen met geweld en bedrog. ~
28 Mark 7:22| gierigheden, boosheden, bedrog, ontuchtigheid, een boos
29 Luk 3:14 | ontvreemdt niemand het zijne met bedrog, en laat u vergenoegen met
30 Luk 19:8 | indien ik iemand iets door bedrog ontvreemd heb, dat geef
31 Joha 1:48| Israeliet, in welken geen bedrog is. ~
32 Hand 7:10| des duivels, vol van alle bedrog, en van alle arglistigheid,
33 Rom 1:29 | nijdigheid, moord, twist, bedrog, kwaadaardigheid; ~
34 Rom 3:13 | met hun tongen plegen zij bedrog; slangenvenijn is onder
35 2Kor 12:16| listig was, heb ik u met bedrog gevangen. ~
36 1The 2:3 | uit onreinigheid, noch met bedrog; ~
37 1Pet 2:1 | alle kwaadheid, en alle bedrog, en geveinsdheid, en nijdigheid,
38 1Pet 2:22| gedaan heeft, en er is geen bedrog in Zijn mond gevonden; ~
39 1Pet 3:10| zijn lippen, dat zij geen bedrog spreken; ~
40 Open 14:5 | 5 En in hun mond is geen bedrog gevonden; want zij zijn
|