Book Chapter: Verse
1 Num 22:8 | nacht, zo zal ik ulieden een antwoord wederbrengen, gelijk als
2 Joz 14:7 | te verspieden, en ik hem antwoord bracht, gelijk als het in
3 Joz 23:32 | Israel; en zij brachten hun antwoord weder; ~
4 Joz 23:33 | 33 Het antwoord nu was goed in de ogen van
5 1Sa 17:30 | en het volk gaf hem weder antwoord, achtervolgens de eerste
6 2Sa 24:13 | Merk nu, en zie toe, wat antwoord ik Dien zal wederbrengen,
7 1Kon 2:30| sterven! En Benaja bracht het antwoord weder aan den koning, zeggende:
8 1Kon 12:16| het volk den koning weder antwoord, zeggende: Wat deel hebben
9 1Kon 18:26| middag, zeggende: O Baal, antwoord ons! Maar er was geen stem
10 1Kon 18:37| 37 Antwoord mij, HEERE, antwoord mij;
11 1Kon 18:37| 37 Antwoord mij, HEERE, antwoord mij; opdat dit volk erkenne,
12 2Kon 4:29| niet; en zo u iemand groet, antwoord hem niet; en leg mijn staf
13 2Kon 24:20| brachten den koning het antwoord weder. ~ ~
14 1Kro 22:12| Israel? Zo zie nu toe, wat antwoord ik Dien zal wedergeven,
15 2Kro 34:28| brachten den koning dit antwoord weder. ~
16 Ezra 4:17| 17 De koning zond antwoord aan Rehum, den kanselier,
17 Ezra 5:11| zij hebben ons dusdanig antwoord wedergegeven, zeggende:
18 Neh 2:20 | 20 Toen gaf ik hun tot antwoord, en zeide tot hen: God van
19 Neh 5:8 | zwegen zij, en vonden geen antwoord. ~
20 Job 13:22 | zal spreken, en geef mij antwoord. ~
21 Job 15:2 | winderige wetenschap voor antwoord geven, en zal hij zijn buik
22 Job 32:3 | vrienden, omdat zij, geen antwoord vindende, nochtans Job verdoemden. ~
23 Job 32:5 | dan Elihu zag, dat er geen antwoord was in den mond van die
24 Job 33:5 | 5 Zo gij kunt, antwoord mij; schik u voor mijn aangezicht,
25 Job 33:12 | zijt gij niet rechtvaardig, antwoord ik u; want God is meerder
26 Job 33:32 | 32 Zo er redenen zijn, antwoord mij; spreek, want ik heb
27 Job 35:4 | 4 Ik zal u antwoord geven, en uw vrienden met
28 Psa 27:7 | en wees mij genadig, en antwoord mij. ~
29 Spre 15:1 | 1 Een zacht antwoord keert de grimmigheid af;
30 Spre 15:23| heeft blijdschap in het antwoord zijns monds; en hoe goed
31 Spre 16:1 | schikkingen des harten; maar het antwoord der tong is van den HEERE. ~
32 Spre 18:13| 13 Die antwoord geeft, eer hij zal gehoord
33 Spre 26:4 | 4 Antwoord den zot naar zijn dwaasheid
34 Spre 26:5 | 5 Antwoord den zot naar zijn dwaasheid,
35 Jes 41:28 | hen zou vragen, en zij Mij antwoord geven zouden. ~
36 Mic 3:7 | bewimpelen; want er zal geen antwoord Gods zijn. ~
37 Luk 20:26 | verwonderende over Zijn antwoord, zwegen zij stil. ~
38 Joha 1:22| Wie zijt gij? opdat wij antwoord geven mogen dengenen, die
39 Joha 19:9 | Maar Jezus gaf hem geen antwoord. ~
40 Rom 11:4 | zegt tot hem het Goddelijk antwoord? Ik heb Mijzelven nog zeven
|