Book Chapter: Verse
1 Exo 26:2 | deze gordijnen zullen een maat hebben. ~
2 Exo 26:8 | elf gordijnen zullen een maat hebben. ~
3 Exo 36:9 | deze gordijnen hadden een maat. ~
4 Exo 36:15 | elf gordijnen hadden een maat. ~
5 Lev 19:35 | met het gewicht, of met de maat. ~
6 Joz 3:4 | twee duizend ellen in de maat; en nadert tot dezelve niet;
7 1Kon 6:25| beide cherubs hadden enerlei maat, en enerlei snede. ~
8 1Kon 7:37| enerlei gieting, enerlei maat, enerlei snede hadden zij
9 2Kon 7:1 | omtrent dezen tijd zal een maat meelbloem verkocht worden
10 2Kon 7:16| leger der Syriers; en een maat meelbloem werd verkocht
11 2Kon 7:18| voor een sikkel, en een maat meelbloem voor een sikkel
12 Neh 3:19 | overste van Mizpa, een ander maat; tegenover den opgang naar
13 Neh 3:20 | zoon van Zabbai, een andere maat; van den hoek tot aan de
14 Neh 3:21 | zoon van Koz, een ander maat; van de huisdeur van Eljasib
15 Neh 3:24 | zoon van Henadad, een ander maat; van het huis van Azarja
16 Neh 3:27 | de Thekoieten een ander maat; tegenover den groten uitstekenden
17 Neh 3:30 | Zalaf, de zesde, een andere maat. Na hem verbeterde Mesullam,
18 Job 11:9 | Langer dan de aarde is haar maat, en breder dan de zee. ~
19 Jes 5:14 | zijn mond opendoen, zonder maat; opdat nederdale haar heerlijkheid,
20 Jes 40:12 | de hemelen met de span de maat genomen, en heeft met een
21 Jer 51:13 | uw einde is gekomen, de maat uwer gierigheid. ~
22 Eze 4:11 | zult ook water naar zekere maat drinken, het zesde deel
23 Eze 4:16 | en het water met zekere maat en met verbaasdheid
24 Eze 40:10 | die drie hadden enerlei maat; ook hadden de posten, van
25 Eze 40:10 | gene zijde, enerlei maat. ~
26 Eze 40:21 | voorhuizen waren naar de maat der eerste poort; vijftig
27 Eze 40:22 | palmbomen, waren naar de maat der poort, die den weg naar
28 Eze 45:3 | zult gij meten van deze maat, de lengte van vijf en twintig
29 Eze 46:22 | hoekhofjes hadden enerlei maat. ~
30 Mark 4:24| wat gij hoort. Met wat maat gij meet, zal u gemeten
31 Luk 6:38 | geschudde en overlopende maat zal men in uw schoot geven;
32 Luk 6:38 | geven; want met dezelfde maat, waarmede gijlieden meet,
33 2Kor 10:13| zullen niet roemen buiten de maat; maar dat wij, naar de maat
34 2Kor 10:13| maat; maar dat wij, naar de maat des regels, welke maat ons
35 2Kor 10:13| de maat des regels, welke maat ons God toegedeeld heeft,
36 2Kor 10:15| Niet roemende buiten de maat in anderer lieden arbeid,
37 Efez 4:7 | genade gegeven, naar de maat der gave van Christus. ~
38 Efez 4:16| een iegelijk deel in zijn maat, den wasdom des lichaams
39 Open 21:17| en veertig ellen, naar de maat eens mensen, welke des engels
|