Book Chapter: Verse
1 Gen 17:2 | hem; als hij hen zag, zo liep hij hun tegemoet van de
2 Gen 17:7 | 7 En Abraham liep tot de runderen, en hij
3 Gen 23:17 | 17 Toen liep die knecht haar tegemoet,
4 Gen 23:20 | kruik uit in de drinkbak, en liep weder naar den put om te
5 Gen 23:28 | 28 En die jonge dochter liep, en gaf ten huize harer
6 Gen 23:29 | naam was Laban; en Laban liep tot die man naar buiten
7 Gen 27:12 | zoon van Rebekka was. Toen liep zij heen, en gaf het aan
8 Gen 27:13 | zijner zusters zoon, zo liep hij hem tegemoet, en omhelsde
9 Gen 30:4 | 4 Toen liep Ezau hem tegemoet, en nam
10 Num 11:8 | 8 Het volk liep hier en daar, en verzamelde
11 Num 11:27 | 27 Toen liep een jongen heen, en boodschapte
12 Num 16:47 | Mozes gesproken had, en liep in het midden der gemeente,
13 Joz 6:27 | met Jozua; en zijn gerucht liep door het ganse land. ~ ~ ~ ~ ~
14 Ric 12:10 | Zo haastte de vrouw, en liep, en gaf het haar man te
15 1Sa 3:5 | 5 En hij liep tot Eli en zeide: Zie, hier
16 1Sa 4:12 | 12 Toen liep er een Benjaminiet uit de
17 1Sa 17:22 | bewaarder der vaten, en hij liep ter slagorde; en hij kwam
18 1Sa 17:48 | naderde, zo haastte David, en liep naar de slagorde toe, den
19 1Sa 17:51 | 51 Daarom liep David, en stond op den Filistijn,
20 1Sa 20:36 | schieten zal. De jongen liep heen, en hij schoot een
21 2Sa 18:21 | boog zich voor Joab, en liep heen. ~
22 2Sa 18:23 | hem: Loop heen. En Ahimaaz liep den weg van het effen veld,
23 2Sa 18:24 | op, en zag, en ziet, er liep een man alleen. ~
24 1Kon 18:35| water rondom het altaar liep; daartoe vulde hij ook de
25 1Kon 18:46| hij gordde zijn lenden, en liep voor het aangezicht van
26 1Kon 19:20| verliet de runderen, en liep Elia na, en zeide: Dat ik
27 Dan 8:6 | staan voor den vloed; en hij liep op hem aan in de grimmigheid
28 Mark 5:6 | nu Jezus van verre zag, liep hij toe, en aanbad Hem.
29 Mark 10:17| Hij uitging op den weg, liep een tot Hem, en voor Hem
30 Mark 15:36| 36 En er liep een, en vulde een spons
31 Luk 24:12 | 12 Doch Petrus opstaande, liep tot het graf, en nederbukkende,
32 Joha 20:2 | 2 Zij liep dan, en kwam tot Simon Petrus
33 Joha 20:4 | tegelijk; en de andere discipel liep vooruit, sneller dan Petrus,
34 Hand 3:11| Petrus en Johannes vasthield, liep al het volk gezamenlijk
35 Hand 6:44| voorpoort niet open, maar liep naar binnen en boodschapte,
36 Hand 11:5 | maakten, dat het volk te hoop liep, en beroerden de stad; en
37 Hand 15:30| kwam in roer en het volk liep samen; en zij grepen Paulus,
38 Hand 15:32| honderd tot zich nam, en liep af naar hen toe. Zij nu,
|