Book Chapter: Verse
1 Gen 9:23 | Jafeth een kleed, en zij legden het op hun beider schouderen,
2 Gen 18:4 | 4 Eer zij zich te slapen legden, zo hebben de mannen dier
3 Gen 27:3 | drenkten de schapen, en legden den steen weder op den mond
4 Exo 16:24 | 24 En zij legden het op tot den morgen, gelijk
5 Exo 17:12 | namen zij een steen, en legden dien onder hem, dat hij
6 Lev 8:14 | en Aaron en zijn zonen legden hun handen op het hoofd
7 Lev 8:18 | en Aaron en zijn zonen legden hun handen op het hoofd
8 Lev 8:22 | en Aaron met zijn zonen legden hun handen op het hoofd
9 Lev 9:20 | 20 En zij legden het vet op de borsten; en
10 Lev 10:1 | en deden vuur daarin, en legden reukwerk daarop, en brachten
11 Num 16:18 | en deden vuur daarin, en legden reukwerk daarin; en zij
12 Deu 26:6 | kwaad, en verdrukten ons, en legden ons een harden dienst op. ~
13 Joz 10:27 | verborgen geweest waren; en zij legden grote stenen voor den mond
14 Ric 8:25 | hoogten der bergen lagen legden, en al wie voorbij hen op
15 Ric 8:34 | hem was, bij nacht; en zij legden lagen op Sichem, met vier
16 Ric 8:49 | volgden Abimelech na, en legden ze aan de sterkte, en verbrandden
17 Ric 15:2 | zo gingen zij rondom, en legden hem den gansen nacht lagen
18 1Sa 31:10 | 10 En zij legden zijn wapenen in het huis
19 1Kon 20:12| knechten: Legt aan! En zij legden aan tegen de stad. ~
20 2Kon 10:7 | zeventig mannen sloegen; en zij legden hun hoofden in korven, die
21 2Kon 11:16| 16 En zij legden de handen aan haar; en zij
22 2Kon 22:7 | vijgen; en zij namen ze, en legden ze op de zweer, en hij werd
23 1Kro 10:10| 10 En zij legden zijn wapenen in het huis
24 2Kro 17:14| had in de stad Davids, en legden hem op het bed, hetwelk
25 2Kro 23:28| 15 En zij legden de handen aan haar, en zij
26 2Kro 29:23| en der gemeente, en zij legden hun handen op dezelve. ~
27 Ezra 3:10| grond van des HEEREN tempel legden, zo stelden zij de priesteren,
28 Jer 36:20 | het voorhof; maar de rol legden zij weg in de kamer van
29 Matt 21:7 | ezelin en het veulen, en legden hun klederen op dezelve,
30 Mark 6:29| zijn dood lichaam weg, en legden dat in een graf. ~
31 Mark 6:56| steden, of dorpen, daar legden zij de kranken op de markten,
32 Mark 8:6 | zouden voorleggen; en zij legden ze de schare voor. ~
33 Luk 23:26 | komende van den akker, en legden hem het kruis op, dat hij
34 Joha 19:42| 42 Aldaar dan legden zij Jezus, om de voorbereiding
35 Hand 4:34| der verkochte goederen, en legden dien aan de voeten der apostelen. ~
36 Hand 7:29| Hem af van het hout, en legden Hem in het graf. ~
37 Hand 12:26| namen zij hem tot zich, en legden hem den weg Gods bescheidenlijker
38 Hand 14:15| over, en des anderen daags legden wij aan te Samos, en bleven
|