Book Chapter: Verse
1 Ric 2:17 | vaders gewandeld hadden, horende de geboden des HEEREN; alzo
2 2Sa 5:17 | te zoeken; en David, dat horende, toog af, naar den burg. ~
3 Spre 19:27| Laat af, mijn zoon, horende de tucht, af te dwalen van
4 Jes 6:9 | henen, en zeg tot dit volk: Horende hoort, maar verstaat niet,
5 Jer 26:5 | 5 Horende naar de woorden Mijner knechten,
6 Matt 8:10| 10 Jezus nu, dit horende, heeft Zich verwonderd,
7 Matt 9:12| 12 Maar Jezus, zulks horende, zeide tot hen: Die gezond
8 Matt 13:13| zij ziende niet zien, en horende niet horen, noch ook verstaan. ~
9 Matt 14:13| alleen; en de scharen, dat horende, zijn Hem te voet gevolgd
10 Matt 15:12| dat de Farizeen deze rede horende, geergerd zijn geweest? ~
11 Matt 17:6 | 6 En de discipelen, dit horende, vielen op hun aangezicht,
12 Matt 19:25| Zijn discipelen nu, dit horende, werden zeer verslagen,
13 Matt 22:22| 22 En zij, dit horende, verwonderden zich, en Hem
14 Matt 22:33| 33 En de scharen, dit horende, werden verslagen over Zijn
15 Matt 27:47| die daar stonden, zulks horende, zeiden: Deze roept Elias. ~
16 Mark 2:17| 17 En Jezus, dat horende, zeide tot hen: Die gezond
17 Mark 4:12| zien, en niet bemerken, en horende horen, en niet verstaan;
18 Mark 5:27| 27 Deze van Jezus horende, kwam onder de schare van
19 Mark 10:47| 47 En horende, dat het Jezus de Nazarener
20 Mark 12:28| een der Schriftgeleerden horende, dat zij te zamen in woorden
21 Mark 14:11| 11 En zij, dat horende, waren verblijd, en beloofden
22 Mark 15:35| die daarbij stonden, dit horende, zeiden: Ziet, Hij roept
23 Luk 2:46 | midden der leraren, hen horende, en hen ondervragende. ~
24 Luk 7:9 | 9 En Jezus, dit horende, verwonderde Zich over hem;
25 Luk 7:29 | 29 En al het volk, Hem horende, en de tollenaars, die met
26 Luk 8:10 | zij ziende niet zien, en horende niet verstaan. ~
27 Luk 8:50 | 50 Maar Jezus, dat horende, antwoordde hem, zeggende:
28 Luk 18:22 | 22 Doch Jezus, dit horende, zeide tot hem: Nog een
29 Luk 18:36 | 36 En deze, horende de schare voorbijgaan, vraagde,
30 Joha 6:60| van Zijn discipelen, dit horende, zeiden: Deze rede is hard;
31 Joha 7:40| uit de schare, deze rede horende, zeiden: Deze is waarlijk
32 Joha 8:9 | 9 Maar zij, dit horende, en van hun geweten overtuigd
33 Joha 11:4 | 4 En Jezus, dat horende, zeide: Deze krankheid is
34 Joha 12:12| tot het feest gekomen was, horende, dat Jezus naar Jeruzalem
35 Joha 21:7 | Heere! Simon Petrus dan, horende, dat het de Heere was, omgordde
36 Hand 8:14| Barnabas en Paulus, dat horende, scheurden hun klederen,
37 Hand 10:38| en zij werden bevreesd, horende, dat zij Romeinen waren. ~
38 Hand 12:8 | van de Korinthiers, hem horende, geloofden, en werden gedoopt. ~
|