Book Chapter: Verse
1 Joz 15:57 | 57 Kain, Gibea, en Timna; tien steden en
2 Ric 18:12 | zullen voorttrekken tot Gibea toe. ~
3 Ric 18:13 | plaatsen naderen, en te Gibea of te Rama vernachten. ~
4 Ric 18:14 | de zon ging hun onder bij Gibea, dewelke Benjamins is; ~
5 Ric 18:15 | dat zij inkwamen, om in Gibea te vernachten. Toen hij
6 Ric 18:16 | vreemdeling verkeerde te Gibea; maar de lieden dezer plaats
7 Ric 19:4 | kwam met mijn bijwijf te Gibea, dewelke Benjamins is, om
8 Ric 19:5 | 5 En de burgers van Gibea maakten zich tegen mij op,
9 Ric 19:9 | is de zaak, die wij aan Gibea zullen doen: tegen haar
10 Ric 19:13 | kinderen Belials, die te Gibea zijn, dat wij hen doden,
11 Ric 19:14 | zich uit de steden naar Gibea, om uit te trekken ten strijde
12 Ric 19:15 | behalve dat de inwoners van Gibea geteld werden, zevenhonderd
13 Ric 19:19 | en legerden zich tegen Gibea. ~
14 Ric 19:20 | den strijd tegen hen bij Gibea. ~
15 Ric 19:21 | kinderen van Benjamin uit van Gibea, en zij vernielden ter aarde
16 Ric 19:25 | trokken uit hun tegemoet, uit Gibea, op den tweeden dag, en
17 Ric 19:29 | bestelde Israel achterlagen op Gibea rondom. ~
18 Ric 19:30 | zij schikten den strijd op Gibea, als op de andere malen. ~
19 Ric 19:31 | huis Gods, en de ander naar Gibea, in het veld, omtrent dertig
20 Ric 19:33 | plaats, na de ontbloting van Gibea. ~
21 Ric 19:34 | Israel kwamen van tegenover Gibea, en de strijd werd zwaar;
22 Ric 19:36 | achterlage, die zij tegen Gibea gesteld hadden. ~
23 Ric 19:37 | en brak voorwaarts naar Gibea toe; ja, de achterlage trok
24 Ric 19:43 | hem gemakkelijk, tot voor Gibea, tegen den opgang der zon. ~
25 1Sa 10:26 | ging ook naar zijn huis te Gibea, en van het heir gingen
26 1Sa 14:2 | zat aan het uiterste van Gibea onder den granatenboom,
27 1Sa 23:19 | Zifieten op tot Saul naar Gibea, zeggende: Heeft zich niet
28 1Sa 26:1 | Zifieten nu kwamen tot Saul te Gibea, zeggende: Houdt zich David
29 2Sa 21:6 | hen den HEERE ophangen te Gibea Sauls, o, gij verkorene
30 2Sa 23:29 | de zoon van Ribai, van Gibea der kinderen Benjamins; ~
31 1Kro 2:49| Machbena, en den vader van Gibea; en de dochter van Kaleb
32 1Kro 11:31| de zoon van Ribai, van Gibea der kinderen Benjamins;
33 2Kro 14:2 | de dochter van Uriel, van Gibea; en er was krijg tussen
34 Jes 10:29 | vernachting; Rama beeft, Gibea Sauls vlucht. ~
35 Hos 5:8 | Blaast de bazuin te Gibea, de trompet te Rama; roept
36 Hos 9:9 | verdorven, als in de dagen van Gibea; Hij zal hunner ongerechtigheid
37 Hos 10:9 | Sinds de dagen van Gibea, hebt gij gezondigd, o Israel;
38 Hos 10:9 | staande gebleven; de strijd te Gibea, tegen de kinderen der verkeerdheid,
|