Book Chapter: Verse
1 Gen 12:8 | Beth-El tegen het westen, en Ai tegen het oosten; en hij
2 Gen 13:3 | tussen Beth-El, en tussen Ai; ~
3 Joz 7:2 | mannen zond van Jericho naar Ai, dat bij Beth-Aven ligt,
4 Joz 7:2 | trokken op en bespiedden Ai. ~
5 Joz 7:3 | duizend mannen optrekken, om Ai te slaan; vermoei daarheen
6 Joz 7:4 | aangezicht der mannen van Ai. ~
7 Joz 7:5 | 5 En de mannen van Ai sloegen van dezelven omtrent
8 Joz 8:1 | maak u op, trek op naar Ai; zie, Ik heb den koning
9 Joz 8:1 | zie, Ik heb den koning van Ai, en zijn volk, en zijn stad,
10 Joz 8:2 | 2 Gij nu zult aan Ai en haar koning doen, gelijk
11 Joz 8:3 | krijgsvolk, om op te trekken naar Ai. En Jozua verkoos dertig
12 Joz 8:9 | tussen Beth-El en tussen Ai, tegen het westen van Ai;
13 Joz 8:9 | Ai, tegen het westen van Ai; maar Jozua overnachtte
14 Joz 8:10 | aangezicht des volks, naar Ai. ~
15 Joz 8:11 | zich tegen het noorden van Ai; en er was een dal tussen
16 Joz 8:11 | dal tussen hem en tussen Ai. ~
17 Joz 8:12 | tussen Beth-El en tussen Ai, aan het westen der stad. ~
18 Joz 8:14 | geschiedde, toen de koning van Ai dat zag, zo haastten zij
19 Joz 8:17 | een man overgelaten, in Ai, noch Beth-El, die niet
20 Joz 8:18 | die in uw hand is, naar Ai, want Ik zal hen in uw hand
21 Joz 8:20 | 20 Als de mannen van Ai zich achterom keerden, zo
22 Joz 8:21 | en sloegen de mannen van Ai. ~
23 Joz 8:23 | 23 Doch den koning van Ai grepen zij levend, en zij
24 Joz 8:24 | hadden van al de inwoners van Ai te doden, op het veld, in
25 Joz 8:24 | keerde zich gans Israel naar Ai, en zij sloegen ze met de
26 Joz 8:25 | al te zamen lieden van Ai. ~
27 Joz 8:26 | totdat hij al de inwoners van Ai verbannen had. ~
28 Joz 8:28 | 28 Jozua nu verbrandde Ai, en hij stelde haar tot
29 Joz 8:29 | 29 En den koning van Ai hing hij aan een hout, tot
30 Joz 9:3 | Jozua met Jericho en met Ai gedaan had, ~
31 Joz 10:1 | gehoord had, dat Jozua Ai ingenomen, en haar verbannen
32 Joz 10:1 | haar verbannen had, en aan Ai en haar koning alzo gedaan
33 Joz 10:2 | ja, zij was groter dan Ai, en al haar mannen waren
34 Joz 12:9 | Jericho, een; de koning van Ai, die ter zijde van Beth-El
35 Ezra 2:28| De mannen van Beth-El en Ai, tweehonderd drie en twintig. ~
36 Neh 7:32 | De mannen van Beth-El en Ai, honderd drie en twintig; ~
37 Jer 49:3 | Huil, o Hesbon! want Ai is verstoord; krijt, gij
38 Mic 7:1 | 1 Ai mij! want ik ben, als wanneer
|