Book Chapter: Verse
1 Gen 12:16 | ezelen, en knechten, en maagden, en ezelinnen, en kemelen. ~
2 Gen 23:35 | en goud, en knechten, en maagden, en kemelen, en ezelen. ~
3 Gen 29:5 | schapen en knechten en maagden; en ik heb gezonden om mijn
4 Exo 22:17 | naar den bruidschat der maagden. ~
5 Ric 20:12 | vierhonderd jonge dochters, die maagden waren, die geen man bekend
6 Rut 2:8 | zult gij u houden bij mijn maagden. ~
7 Rut 2:22 | dochter, dat gij met zijn maagden uitgaat, opdat zij u niet
8 Rut 2:23 | Alzo hield zij zich bij de maagden van Boaz, om op te lezen,
9 Rut 3:2 | is niet Boaz, met wiens maagden gij geweest zijt, van onze
10 1Sa 9:11 | der stad, zo vonden zij maagden, die uitgingen om water
11 1Sa 25:42 | ezel, met haar vijf jonge maagden, die haar voetstappen nawandelden;
12 2Sa 13:18 | des konings dochteren, die maagden waren, met mantels gekleed;
13 2Kro 37:17| jongelingen niet, noch de maagden, de oudsten noch de stokouden;
14 Ezra 2:65| Behalve hun knechten en hun maagden, die waren zeven duizend
15 Neh 7:67 | Behalve hun knechten en hun maagden, die waren zeven duizend,
16 Est 2:2 | den koning jonge dochters, maagden, schoon van aangezicht. ~
17 Est 2:3 | vergaderen alle jonge dochters, maagden, schoon van aangezicht,
18 Est 10 | zijn aangezicht, boven alle maagden; en hij zette de koninklijke
19 Est 11:1 | 19 Toen ten anderen male maagden vergaderd werden, zo zat
20 Psa 68:26 | het midden de trommelende maagden. ~
21 Psa 148:12 | 12 Jongelingen en ook maagden; gij ouden met de jongen! ~
22 Spre 27:27| huis, en leeftocht uwer maagden. ~ ~ ~ ~ ~
23 Pred 2:7 | Ik kreeg knechten en maagden, en ik had kinderen des
24 Hoo 1:3 | wordt; daarom hebben U de maagden lief. ~
25 Hoo 6:8 | en tachtig bijwijven, en maagden zonder getal. ~
26 Jes 14:2 | HEEREN tot knechten en tot maagden; en zij zullen gevangen
27 Jer 34:11 | en deden de knechten en maagden wederkomen, die zij hadden
28 Jer 34:11 | onder tot knechten en tot maagden. ~
29 Jer 34:16 | wezen tot knechten en tot maagden. ~
30 Eze 9:6 | Doodt ouden, jongelingen en maagden, en kinderkens en vrouwen,
31 Nah 2:7 | heten voortgaan; en haar maagden zullen haar geleiden, als
32 Matt 25:1 | hemelen gelijk zijn aan tien maagden, welke haar lampen namen,
33 Matt 25:7 | 7 Toen stonden al die maagden op, en bereidden haar lampen. ~
34 Matt 25:11| Daarna kwamen ook de andere maagden, zeggende: Heer, heer, doe
35 Hand 15:9 | nu had vier dochters, nog maagden, die profeteerden. ~
36 1Kor 7:25| 25 Aangaande de maagden nu, heb ik geen bevel des
37 Open 14:4 | bevlekt zijn, want zij zijn maagden; dezen zijn het, die het
|