Book Chapter: Verse
1 Gen 37:10 | was zeer vertoornd op zijn dienaars, en leverde mij in bewaring
2 2Kon 21:6 | gehoord hebt, waarmede Mij de dienaars van den koning van Assyrie
3 1Kro 16:4 | sommigen uit de Levieten tot dienaars, en dat, om den HEERE, den
4 2Kro 29:11| dienen; en opdat gij Hem dienaars en wierokers zoudt wezen. ~
5 Ezra 7:24| poortiers, Nethinim en dienaars van het huis dezes Gods,
6 Ezra 8:17| Chasifja, dat zij ons brachten dienaars voor het huis onzes Gods. ~
7 Est 30:3 | jongelingen des konings, zijn dienaars, zeiden: Aan hem is niets
8 Psa 103:21 | Zijn heirscharen! gij Zijn dienaars, die Zijn welbehagen doet! ~
9 Psa 104:4 | Zijn engelen geesten, Zijn dienaars tot een vlammend vuur. ~
10 Spre 29:12| leugentaal acht geeft, al zijn dienaars zijn goddeloos. ~
11 Jes 37:6 | gehoord hebt, waarmede Mij de dienaars des konings van Assyrie
12 Eze 45:5 | zullen de Levieten, die dienaars des huizes, ook de lengte
13 Eze 46:24 | zijn de keukens, alwaar de dienaars des huizes het slachtoffer
14 Joe 1:9 | de priesters, des HEEREN dienaars, treuren.
15 Joe 1:13 | gij priesters! huilt, gij dienaars des altaars! gaat in, vernacht
16 Joe 1:13 | vernacht in zakken, gij dienaars mijns Gods! want spijsoffer
17 Joe 2:17 | de priesters, des HEEREN dienaars, wenen tussen het voorhuis
18 Matt 22:13| Toen zeide de koning tot de dienaars: Bindt zijn handen en voeten,
19 Mark 14:65| zeggen: Profeteer! En de dienaars gaven Hem kinnebakslagen. ~
20 Luk 1:2 | beginne zelven aanschouwers en dienaars des Woords geweest zijn; ~
21 Joha 2:5 | Zijn moeder zeide tot de dienaars: Zo wat Hij ulieden zal
22 Joha 7:45| 45 De dienaars dan kwamen tot de overpriesters
23 Joha 7:46| 46 De dienaars antwoordden: Nooit heeft
24 Joha 18:3 | krijgsknechten en enige dienaars van de overpriesters en
25 Joha 18:12| overste over duizend, en de dienaars der Joden namen Jezus gezamenlijk,
26 Joha 18:18| de dienstknechten en de dienaars stonden, hebbende een kolenvuur
27 Joha 19:6 | dan de overpriesters en de dienaars zagen, riepen zij, zeggende:
28 Rom 13:6 | schattingen; want zij zijn dienaars van God, in ditzelve geduriglijk
29 1Kor 3:5 | wie is Apollos, anders dan dienaars, door welken gij geloofd
30 1Kor 4:1 | ons een ieder mens, als dienaars van Christus, en uitdelers
31 2Kor 3:6 | gemaakt heeft, om te zijn dienaars des Nieuwen Testaments,
32 2Kor 4:5 | en onszelven, dat wij uw dienaars zijn om Jezus' wil. ~
33 2Kor 6:4 | 4 Maar wij, als dienaars van God, maken onszelven
34 2Kor 11:15| groots, indien ook zijn dienaars zich veranderen, als waren
35 2Kor 11:15| veranderen, als waren zij dienaars der gerechtigheid; van welke
36 2Kor 11:23| 23 Zijn zij dienaars van Christus? (ik spreek
37 Heb 1:7 | engelen maakt geesten, en Zijn dienaars een vlam des vuurs. ~
|